maandag 8 juni 2009

025

Zondag 6 april Jaar 1

Ik zat nog steeds op de grond naast mijn Doos, met mijn hoofd op mijn knieën toen Broer klopte en meteen de deur opende. "Anneke?" Ik wist niet wat hij zou gaan zeggen, maar ik wou het ook niet weten, dus schudde ik verwoed mijn hoofd en keek naar mijn knieën toen hij tóch binnenkwam. "Ann", herhaalde hij, ditmaal met een duidelijke bezorgdheid in zijn stem. "Nee. Niks." Broer ging weer weg, maar hij kwam weer terug, met de telefoon en een strenge blik op zijn gezicht. "Ina bellen", was alles wat hij zei. Ik legde de telefoon naast me neer en verbeet een opmerking over hoe Ina en Broer samenspanden. Soms moet je je mond houden.

Soms kan je maar beter niets doen.

Of zijn.


Ik belde Ina niet, en ik wist dat Broer dat wist omdat zij mij belde. Ze deed niet eens haar best om te doen alsof ze van niets wist. "Zal ik naar daar komen?" vroeg ze. "Of ga je me dan buitengooien?" Ik wist het niet. Ze bleef lang stil. "Ann, als je denkt dat het verkeerd gaat, maak het dan beter", zei ze uiteindelijk. "Want dat is natuurlijk zo gemakkelijk", antwoordde ik sarcastisch en keek kwaad naar een oude knuffel die mij vanop een kast aankeek. "Dat heb ik niet gezegd." Ik hoorde haar aarzelen, zacht iets zeggen tegen iemand bij haar in de buurt, een ouder waarschijnlijk. "De dingen gaan zoals ze dat willen", besloot ze, "maar jij gaat ermee om zoals jij dat wil." Daarna moest ze ophangen. Ik zat een tijdje naar een foto van mij en Ina die ik had opgehangen te kijken, een foto waar we allebei een rood T-shirt droegen en lachten alsof er niets anders was dan wij en wat wij belangrijk vonden.

Er is altijd vanalles, maar nooit genoeg.

Er is altijd veel te veel, en nooit het juiste.


Ik trippelde de gang door naar Broer zijn kamer, vergat weer eens te kloppen en ging dan maar zo naar binnen. "Zus, ik maak me zorgen om Anneke", zei hij zonder om te kijken van zijn computer, wat mij zowel een beetje verdrietig als warm vanbinnen maakte. "Je mag mij alleen Anneke noemen als je het tegen mij hebt", zei ik dus maar en liep naar hem toe zodat ik over zijn schouder kon leunen om zogezegd te kunnen kijken wat hij deed, terwijl ik hem dus een onopvallende knuffel gaf. Hij legde zijn linkerhand op mijn pols, waarmee hij liet merken dat hij me doorhad en leunde een beetje achteruit. "Wat doe je?" vroeg ik met een knikje naar zijn beeldscherm. "Me vervelen. Wat doe jij?" Ik glimlachte en ging op Broer zijn bed zitten. "Je verdenken van een complot." Broer lachte op het moment dat Zus binnenkwam. Ze glimlachte naar mij en zei tegen hem dat zijn gsm al een paar keer gerinkeld had, waarna ze hem die toegooide. Broer is altijd al de meest handige van ons allemaal geweest.


Terwijl Broer naar zijn gemiste oproepen keek en stilletjes glimlachte hield ik hem scherp in de gaten. "Heb je Ina nu gebeld?" vroeg hij terwijl hij een sms'je typte en me met een half oog aankeek. "Nee, zij heeft mij gebeld. Ik vraag me af waarom." Broer lachte opnieuw. "Ik met al mijn invloed." Daar moest ik wel om glimlachen. "Ze zegt dat het mijn schuld is als ik ongelukkig ben." Broer keek op van zijn gsm en trok zijn wenkbrauwen op. "Is dat dan niet zo?" Ik wierp hem een kwade blik toe. "Ben je ongelukkig?" ging hij verder. Ik dacht aan wat ik in mijn Doos schreef en haalde mijn schouders op. "Soms. Maar jij toch ook. En Zus. En Ina. Iedereen. Iemand." Broer keek geamuseerd. "Plaats jij Iemand apart van iedereen?" Daar reageerde ik maar niet op.


Toen ik later die avond naar een dom programma dat me niet interesseerde zat te kijken kwam mama naast me zitten, drukte een kus op mijn hoofd en fluisterde dat ze me toch wel lief vond. Ik voelde tranen opkomen en deed net alsof ik naar de wc moest. Je moet wel een echte trut zijn, zei ik droevig tegen mijn spiegelbeeld. Later kreeg ik nog een sms'je van Iemand. Dat hij gehoord had dat er iets mis was, en dat hij hoopte dat het goed kwam. En dat hij mij wél een lief meisje vond en hij met al zijn levenswijsheid toch zeker wel veel belangrijker was. Daar moest ik om lachen en daar werd ik heel blij van - omdat niets went en uiteindelijk niets overgaat.



Ina huilde toen ik de dag erna op school kwam.

Ik had Ina nog nooit zien huilen, en ik had het ook niet meteen verwacht, dus slaakte ik een geschrokken kreet, sloeg mijn armen om haar heen en keek met grote ogen naar Iemand, die samen met Ina met de bus op school was gekomen. Hij kon ook alleen maar zijn schouders ophalen. "Ina", zei ik geschrokken, "Ina, wat is er!" Ze haalde schokkend adem, veegde met de blauwe mouw van haar jas over haar gezicht en begon haperend een hele uitleg te doen waar ik geen woord van begreep. Ik wierp nogmaals een blik op Iemand, die hulpeloos zijn schouders ophaalde. "Ina", smeekte ik nog een keer, "ga even zitten, haal even adem." Er ontsnapten haar nog een paar ongecontroleerde snikken, maar toen kreeg ze zichzelf toch terug weer in de hand en haalde een paar keer beverig adem. Toen slikte ze en zuchtte eens diep. Zowel Iemand als ik keken haar geschrokken in, al was ik weer de bulldozer en hij eerder een theelepeltje.

"Wat is er?" herhaalde ik nog eens, mijn hoofd vol zorgen, terwijl ik wanhopig mijn best deed niet te panikeren. Ina schudde achtereenvolgens haar hoofd, haalde haar schouders op en begon opnieuw te huilen. Er vlogen krachttermen door mijn hoofd die ik maar niet ga herhalen, en zowel Iemand als ik hadden de reflex haar te knuffelen en tegen ons aan te trekken. Ina is een sterke, een lieve, en je kan niet anders dan van haar houden. Dat is wat Iemand mij later zei, toen Ina niet in de buurt was, ik hem hard aan zijn arm trok en gilde waarom hij niet gemerkt had dat er iets mis was.


We kwamen die dag niet meer te weten wat er mis was. En de dag daarna ook niet.

En daarna was ik zo bang geworden dat het nog veel erger werd.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com