zaterdag 27 juni 2009

029

Dinsdag 14 april Jaar 1

Nu het eindelijk warmer begon te worden, besloot ik dat ik Broer wel eens kon gaan opzoeken. Op de trein kwam ik naast een oud omaatje terecht dat me vriendelijk toeknikte en zich weer in haar tijdschrift verdiepte. Ik luisterde naar een triest liedje op mijn mp3-speler en dacht aan hoe alles nu verder moest. Ik had er geen idee van, besloot ik en wst niet goed of ik nu verdrietig of opgelucht moest zijn.

Broer had gezegd dat hij me op het station met zijn autootje zou komen oppikken, dus sms'te ik hem terwijl ik van de trein stapte. Onwillekeurig moest ik de hele tijd om me heen kijken terwijl ik naar de uitgang van het gebouw liep. Ik wist dat Iemand hier ook woonde en ik wist dat de kans reëel was dat ik hem zou tegenkomen (ook al was dat natuurlijk nog nooit gebeurd). Hij was nog steeds een vriend van Broer, en nu ik alle emoties van toen weer aan het oprakelen - en herbeleven - was, was hij weer degene waar ik instinctief steeds weer naar zocht. Ik dacht aan de jongen die ik op mijn werk elke dag zag en vroeg me af wat Iemand anders maakte. "Het feit dat hij hier niet is", zei een stemmetje achterin mijn hoofd, "alles wat gebeurd is en dat je hem nooit hebt kunnen uitleggen." Ik glimlachte wrang en ging op de treden voor het gebouw zitten om op Broer en zijn voertuig te wachten. Wat ik zou geven om nog eens een kwartier met hem te kunnen praten.

Broer was er na drie minuten. Ik stapte in en zette mijn tas tussen mijn voeten. "Dag zusje", glimlachte hij en draaide het sleuteltje om in het contact. Ik vroeg hoe het met hem ging. "Goed", antwoordde hij, "goed." Ik keek hem argwanend aan, vroeg me af of hij nu de waarheid sprak, gezien het nieuws dat we allebei een week eerder gekregen hadden.

"Mis je haar niet te erg?" vroeg ik voorzichtig. Broer haalde zijn schouders op en schakelde, misschien iets bruusker dan eigenlijk had gemoeten. Daarna keek hij mij kort aan en vroeg met een lichtjes onvaste stem, zo licht dat ik me afvroeg of ik me dat nu verbeeld had, hoe het ging. "Alles in orde", was mijn antwoord, dat nog minder zei dan het zijne. Broer glimlachte een glimlach die ik niet meteen begreep. "Ik heb toevallig net bezoek", zei hij toen, "maar dat is geen probleem." Dat leek me onwaarschijnlijk, maar ik vroeg toch maar wie het weerzien van Broer en mij zou verstoren. Hij noemde een naam waarvan ik ik pas na een paar seconden doorhad wie ermee bedoeld werd en ik sperde geschrokken mijn ogen open. "Maar! Had dat gezegd!" Broer maakte een geluid dat tussen een lach en een zucht inhing. "Als ik het gezegd had, was je helemaal niet langsgekomen en zou het nog eeuwen geduurd hebben eer ik je nog eens gezien had."

"Dramaqueen", protesteerde ik en keek uit het raampje, meer bewust dan onbewust de straat afzoekend. "Het is meer dan negen maanden geleden dat jullie elkaar nog gezien hebben", antwoordde Broer rustig, "nu zou dat toch moeten lukken." Hij parkeerde zijn auto zonder enige moeite en liep voor me uit naar de lift waarvan hij wist dat ik er bang in was. We zwegen allebei terwijl de lift omhoog ging. Ik vroeg me af of ik zou flauwvallen als ik mijn adem maar lang genoeg inhield.

Broer stak zijn sleutel in het slot en keek me toen waarschuwend aan. "Niet gillen." Ik deed een poging met mijn ogen te rollen, maar was zo bang dat ik zou gaan flauwvallen of overgeven dat ik gewoon eens knipperde. Broer glimlachte, blijkbaar heel trots op zichzelf (waarom was me een raadsel) en opende de deur. Ik trilde helemaal toen ik achter hem aan naar binnen liep en ongemakkelijk om me heen keek.

En daar zat hij. Hij zat met zijn rug naar ons toe en bladerde in wat waarschijnlijk een tijdschrift van Broer was. Broer gebaarde dat ik net als hij moest gaan zitten en kondigde luchtig aan dat hij dus terug was. Iemand keek geschrokken op en glimlachte ergens in onze richting. Ik ging braaf zitten en keek Broers kleine appartementje rond. Hij haalde een glas cola en twee bierflesjes uit de koelkast terwijl hij rustig praatte en af en toe een vraag stelde aan één van ons. Onze antwoorden waren kort. De spanning was te snijden. Ik bedacht me dat ik beter thuis was gebleven toen Iemand mijn blik ving en vroeg of alles goed was. Hij was altijd al degene die het liefst de vrede bewaarde. Ik antwoordde dat alles inderdaad goed was en herhaalde toen de vraag. "Alles onder controle", glimlachte hij en deed er toen weer het zwijgen toe. Broer zat ons geïnteresseerd gade te slaan. Ik wou dat ik hem kon slaan zonder dat het zou opvallen.

Hij was nog steeds dezelfde. Zijn haar was een paar centimeter langer dan zijn gewoonte was en zijn ogen gingen schichtiger van het ene voorwerp naar het andere dan ik me kon herinneren, maar zijn stem klonk nog steeds even kalm, zijn houding was nog steeds dezelfde en hij droeg nog steeds van die lelijke broeken die onvermijdelijk afzakten. Ik wist niet of ik daar blij om was. Ik had waarschijnlijk gehoopt dat hij iemand anders was,

Iemand en Broer begonnen te praten over een televisieprogramma dat ik niet gezien had en mensen die ik niet kende. Daarna ging het even over Zus. "Ja, hoe gaat het mer haar?" vroeg Iemand bezorgd en bracht zijn bierflesje naar zijn lippen. Broer schokschouderde een beetje. "Steeds beter, zegt ze."

"Ik moet er binnenkort nog maar eens heen", mompelde ik, niet erg enthousiast. Het was alweer te lang geleden. Broer knikte instemmend. We waren alledrie even stil. Iemand dronk veel sneller dan Broer. Ik dacht aan wat ik op het station gedacht had, aan hoe graag ik hem toen had willen zien. Hij voelde mijn blik en forceerde een kleine glimlach die ik niet kon plaatsen en die niet bij hem paste. Broer beweerde dat hij naar de wc moest en liet ons alleen. Wat studeer je nu weer, vroeg ik, ook al wist ik dat al lang. Hij noemde iets met veel wiskunde en wetenschappen. Ik vroeg me af waarom iemand zo'n saaie richting zou willen volgen, maar zei niets. Hij vroeg niet "en jij", goddank. Hij vroeg of ik dacht dat alles in orde was met Broer. "Natuurlijk is alles oké", zei die laatste en ging weer zitten. Ik meende dat ik Iemand zag blozen, maar dat was nog onwaarschijnlijker dan wat Broer net gezegd had.

"Ik ga maar eens naar huis", mompelde Iemand en stond op. Ik knikte en deed mijn mond open om te zeggen dat het fijn geweest was hem nog eens te zien.

"Wacht!" We keken allebei verbaasd naar Broer. Hij opende zijn mond en sloot hem weer, friemelde verlegen aan de rand van zijn bierflesje. "Wat?" vroeg Iemand en ging weer zitten. Broer kuchte. "Ik moet jullie nog iets zeggen." Ik zag Iemand zijn typische nieuwsgierige gezicht trekken en keek ongemakkelijk naar Broer, die zenuwachtig van mij naar Iemand en terug keek.

"Ik ga naar Brazilië." Iemand trok glimlachend een wenkbrauw op, alsof hij dat allemaal al lang uitgedokterd had, ik herstelde me na een geschrokken kreet en vroeg plagerig: "Maar je mist haar niet?" Broer glimlachte. "Jawel", zei hij, "jawel, ik mis haar wel. En daarom ga ik haar achterna."

2 reacties:

Wouter zei

je weet wel van cliffhangers!

Wouter zei

14 februari verjaardag Ann, natuurlijk ik had het kunnen weten, waterman. Verjaardag Wouter 23 januari, waterman.

 
design by suckmylolly.com