maandag 1 juni 2009

004

vrijdag 19 februari Jaar 1

God, wat heb ik af en toe een hekel aan vrijdagen. Natuurlijk, het is de laatste dag voor het weekend, de laatste dag voor twee vrije dagen en dat is heerlijk, maar toch zijn vrijdagen mijn ding niet. Op het werk zijn vrijdagen drukke dagen. Op het werk is vrijdag de enige dag waarop ik mijn vrijheid niet heb en ik functioneer niet goed als ik het gevoel heb dat ik me moet verantwoorden. Dus maak ik fouten en moet ik me ook écht verantwoorden, wat ik dan uiteraard niet kan. Enfin.

Na een paar dagen begon ik te wennen aan het ritme van het eerste jaar: vroeg opstaan, naar schoolfietsen, zeven lesuren lang opletten, avondstudie, naar huis fietsen, het overschot huiswerk maken, nog wat rondhangen, slapen en opnieuw vroeg opstaan. Ik had Ina, Emmeline en Lily om me door de dagen te slepen als we ons verveelden, maar in het begin was alles nog zo onwennig en nieuw, dat dat absoluut niet het geval was. We keken zelfs uit naar onze eerste overhoring Latijn, en toen die er eindelijk was, buisde zo ongeveer de helft van de klas en hadden we twintig minuten minder les omdat de leerkracht zo lang studietips stond te geven. Ik nam elk woord dat een leerkracht zei als een spons in me op en achteraf kon ik hele zinnen dicteren. Bij overhoringen blokte ik mijn cursussen letterlijk vanbuiten en haalde 9 of negen en een half. Zo ging dat. Alleen die avondstudie, dat stak me tegen.

Van iets na vier uur tot half zes mochten we onder begeleiding studeren. Dat wou zeggen dat we eerst een studieplanning moesten opmaken en daarna alles moesten afwerken, puntje per puntje. We moesten inschatten hoelang we nodig zouden hebben voor elke taak en hoe moeilijk we het vonden. Ik ben slecht in schatten en ergens tijden op plakken, dat vind ik nog steeds nutteloos. Ik maak wel altijd een lijstje voor mezelf - wat doe ik in welke volgorde - zodat ik het kan afstrepen, maar daar stopt het dan ook wel. Dus die avondstudie, daar zat ik meestal rond te kijken. Ik leer niet in groep. Ik staarde naar mijn blad en deed alsof ik het begreep. Ik vroeg of ik naar het toilet mocht en bleef daar veel te lang hangen. Eén keer kwam ik een leerlinge van een andere klas tegen, die me zo kwaad aankeek dat ik me terughaastte naar ons lokaal, bijna op een holletje. Die dingen gebeuren, hield ik mezelf voor toen ik ging zitten. Sommige mensen zijn nu eenmaal niet goed in vriendelijk zijn.

"En sommige nog veel slechter in assertief zijn", voegde Ina daar nuchter aan toe, toen ik haar het (toegegeven, minuscule) voorvalletje bezorgd vertelde. Aan mijn beschrijving te horen was het meisje op zijn minst een banaanvormige gorilla met zeventien hoektanden en bloeddoorlopen ogen. Of iets dergelijks.

"Als je voor iedereen altijd goed gaat willen doen, ga je nooit gelukkig zijn", voegde Ina daar nog aan toe, terwijl we naar huis fietsten. Ik reageerde niet, me afvragend waar ze die wijsheid nu weer vandaan haalde. We fietsten in stilte verder. "Tot morgen", wuifde ik toen Ina haar straat insloeg. Ze zwaaide terug en nadenkend fietste ik naar mijn eigen thuis, waar alles nog rustig was. Ik was als eerste thuis.

Ik had (en heb nog steeds) een hekel aan als eerste thuiskomen in een leeg huis. Waarom heb ik nooit goed begrepen, maar ik neem aan dat het iets te maken heeft met het feit dat niemand op je wacht. En natuurlijk ben ik ook gewoon een lafaard en ben ik bang voor alle imaginaire spokenmonsters achter onze onbestaande gordijnen. Die dag sloop ik dus op mijn tenen naar onze woonkamer, gooide mijn tas op de grond en spurtte weer naar de keuken om een tas warme chocolademelk te maken. Het was september, maar het was koud. Alsof het het hele jaar door herfst zou blijven en ik had die dag natuurlijk een rok aangedaan - want zo logisch was ik nu eenmaal. Ik haalde mijn kom uit de microgolf toen Zus thuiskwam.

Zus is twee jaar ouder dan ik. Ze had toen dus net één van haar eerste dagen in het derde middelbaar achter de rug, wat ik geweldig eng en intimiderend vond, maar zij absoluut niet. Zus vloog overal door, zo was ze. Zij maakte zich alleen zorgen als er voor haar ogen iemand dood zou neervallen en waarschijnlijk zou ze zich dan nog koelbloedig afvragen hoe ze op tijd thuis ging geraken. Of iets dergelijks. Ze kwam dus binnengestormd, waarschijnlijk vol verhalen waarmee ze ons onder het avondeten zou bedelven en riep vrolijk "Dag Ann!" toen ze me voorbij racete, om haar tas voor de tv te gooien en dan terug te komen. Zus maakte haar huiswerk voor de tv, af en toe. (Eigenlijk vrij vaak.) Aangezien mijn ouders laat thuis waren, wisten ze dat niet en ik vond het beter dan dat ze op haar kamer ging zitten, want dan kweelde ze alleen maar vals en luidkeels mee met slechte muziek. En als eerstejaartje was ik er nog van overtuigd dat ik zelfs de eerste dagen héél lang, héél veel en héél intensief moest leren met héél weinig afleiding. Uiteraard wist ik na een paar maanden wel beter.

Zus trok de cornflakes uit de kast en maakte zichzelf een kom. Zus en Broer eten altijd cornflakes als ze thuiskomen. Ik houd het bij een rozijnenkoek of een chocoladekoek. Als er maar suiker in zit. "Hoe was je dag?" vroeg ik Zus, terwijl ik op het aanrecht ging zitten met mijn tas chocolademelk. Meestal praten Zus en ik niet zoveel. Broer en ik hebben meer gemeen, al zijn het Broer en Zus die elkaar het best begrijpen. "Hectisch", zuchtte ze en klaagde over de hoeveelheid huiswerk die ze al had. Ik zweeg wijselijk over de twee overhoringen die ik morgen had, wat in mijn ogen een onoverkomelijke berg huiswerk was. "Zeg tegen Broer dat ik hem iets wiskundigs moet vragen", zei ze nog voor naar de woonkamer te verdwijnen. Ik keek uit het raam boven het aanrecht. In de verte kwam Broer aanfietsen, met zijn jas wapperend om hem heen en zijn boekentas achterop zijn fiets. Broer heeft nooit last van de kou, maar hij zat dan ook al in het vijfde, wat nog veel enger was dan Zus haar derde. Broer kreeg op één september al les, wat mij ondenkbaar leek.

"Dag Anneke", zei hij vrolijk als hij binnenkomt en zijn jas aan de kapstok hing. Hij rook naar buiten en naar de frisse kou. "Zus zegt dat je iets wiskundigs moet uitleggen", zei ik hem en wiebelde met mijn voeten. Voor Broer was ik een klein zusje en dat liet hij blijken door eens door mijn haar te woelen en te vragen hoe het was vandaag. Al van toen ik nog klein was, trok ik naar Broer en niet naar mijn vader. Hij moederde over mij als mijn ouders niet thuis waren en dat deed hij nog steeds. "Het was druk", was mijn antwoord en deed alsof ik zijn kleine voor-een-eerstejaar-wel-ja-glimlachje niet zag, "en de studie was wéér eens saai." Broer glimlachte en haalde de fles melk uit de koelkast. Hij had geen studie, hij bleef gewoon hangen bij zijn vrienden. Zus had wel studie, omdat haar cijfers niet goed genoeg waren. "Studie is altijd saai", zei hij, "alleen externe valt wel mee." Ik zei niets. Externe studie, dat was studie wanneer een lesuur wegviel. Dat wist ik ondertussen. "Ik ga eens bij Zus kijken." Ik knikte maar gewoon en keek hem na, met zijn bruine krullen en zijn jeansbroek die hij wel eens omhoog mocht trekken. Broer was populair, altijd en bij iedereen. Ik sprong van het aanrecht en nam me voor maar eens flink te beginnen leren

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com