maandag 1 juni 2009

008

zaterdag 26 februari Jaar 1
Vanavond kwam Ina aanzetten met een boek. Het is nu al na middernacht en toen zij hier aankwam, was het nog maar half zes. Ik was nog niet zo lang thuis en heel erg moe (ironisch, aangezien ik hier nu nog steeds zit), maar Ina belde aan en dus liet ik haar binnen. "Ik kook niet", zei ik haar meteen, "ik ben veel te moe." Ina gaf geen antwoord, ze zette haar tas op de eettafel en deed haar jas uit. "We bestellen pizza", zei ze vanuit het kleine gangetje, "en daarna eten we ijs." Ik grinnikte. Dat plan kon ik nog wel aan. "Dat heb je ter plekke uitgevonden", zei ik toen ze probeerde uit te leggen dat pizza en ijs goed voor je was op een vrijdagavond, omdat je hersens daar eerst van opgewarmd en daarna weer afgekoeld worden. Ze is nog steeds dezelfde. Ina mompelde instemmend en ik fronste mijn wenkbrauwen alvorens te zeggen dat ik nog wel ergens een foldertje had liggen van een pizzabedrijf. Ik haat het als mensen instemmend mompelen. Mompelen, oké (er zijn heel veel leerkrachten die mompelen en na een tijd ga je daaraan wennen), maar instemmend gemompel, daar heb ik nooit mee overweg gekund. Het is alsof je niet eens met jezelf akkoord gaat, laat staan met een ander. Als je instemmend mompelt, kan je net zo goed, zoniet beter, niets zeggen. Denk ik dan.

Ina kwam terug en rommelde in haar tas, nog steeds dingen mompelend die ik niet kon verstaan. "Ik heb iets voor je", zei ze uiteindelijk en trok een boek uit haar tas. Het was een typisch Ina-boek: stukgelezen, met koffievlekken en omgevouwen paginahoekjes. Ina is een (zeer) intensieve lezer, zo eentje die van de wereld verdwijnt en haar boeken onbewust toetakelt. Ik heb al medelijden gehad met haar boekenkast en als ik haar boeken uitleende, moest ze eerst beloven dat ze ze op de bus, of in de studie, of buiten zou lezen. Mensen zijn dan voorzichtiger.


Het boek dat ze me gaf was kortweg beduimeld, zoals dat heet. "Het gaat om de titel", legde ze uit, "maar je mag het ook wel lezen." Ik knikte, maar was het niet van plan. Ik lees niet graag boeken waaraan je kan zien dat ze al heel wat doorgemaakt hebben - en de bibliotheek zou het waarschijnlijk ook wel hebben. De titel van het boek was Takkelingen en het was geschreven door een Vlaams iemand, wiens naam ik al lang weer vergeten ben. (Uiteraard heb ik het opgeschreven. Ergens.) "Takkelingen", zei ik. Het klonk als een vaststelling, maar het was een vraag. Ina snapt zo'n dingen. Ze knikte overtuigd. "Takkelingen", legde ze toen uit, "zijn kleine vogels." Ik keek op van de donkerblauwe kaft en fronste mijn wenkbrauwen. "Ja... Oké... Dus?" Ina maakte een ongeduldig gebaar en praatte verder, terwijl ik op zoek ging naar het pizzafoldertje.


"Takkelingen", begon ze, "zijn - zoals ik al zei - jonge vogels. Ze kunnen nog niet vliegen, maar wel fladderen. Van tak tot tak, vandaar takkelingen." Ik knikte en deed alsof ik het begreep, wat eigenlijk niet zo was. "Ze doen dus maar wat", besloot Ina en toen: "net als wij." Het foldertje vond ik onderin de la waar ook mijn sleutels wel eens een duik in durfden nemen. Ik schoof het over tafel naar Ina toe. "Jij vindt ons takkelingen", zei ik nadenkend. Ze knikte, opgelucht dat ik haar gedachtengang eindelijk begrepen had. Ik moest nadenken over die woorden, zat stil voor me uit te staren terwijl Ina twijfelde tussen tomaten en ansjovis.


"Wat wil jij?" vroeg ze toen en ik schrok op. "Maar wij zouden moeten kunnen vliegen", was mijn antwoord. En daarna: "Gewoon een margharita." Dat zal haar niet verbaasd hebben, aangezien dat de enige pizza is die ik lust. 'Jij dúrft niet te eten', verweet ze me ooit, 'want het zou toch eens slecht kunnen smaken.' Dat zijn zo van die dingen die je naast je neerlegt. Op zeldzame tijdstippen kan ik daar ook wel eens goed in zijn. Ina greep haar gsm om te bellen en ik trok haar boek naar me toe, om er eens in te bladeren en te kijken of ik geen betere definite van 'takkelingen' kon vinden. Uiteindelijk haalde ik mijn woordenboek er maar bij.

tak - ke - ling, takkelingen, m:
jonge vogel, die nog niet kan vliegen, maar van tak tot tak springt


Ze had dus toch gelijk gehad. "Twintig minuten geduld", verkondigde Ina toen ze opgehangen had. Ik knikte afwezig. "Wij zouden moeten kunnen vliegen", herhaalde ik toen stil.De gedachte joeg me angst aan. Wij waren volwassen, of zouden dat toch moeten zijn. Op je negentiende is er meestal al meer dan een vijfde van je leven voorbij. Ina was even stil en trok het boek weer naar zich toe. "Zo moet je niet denken", mompelde ze uiteindelijk en stopte het weer in haar tas. Ik zweeg. Als zelfs Ina er stil van werd, dan wou dat wat zeggen. "Zo moet je niet denken", herhaalde Ina nog eens, "want daardoor ga je er niet meer van genieten, van het leven." Tja, wat moet je daar dan op zeggen.


"Trouwens", ging ze alweer verder, "ik ben je broer tegengekomen op het station. Hij zei dat het al een eeuwigheid geleden was sinds je nog eens iets van je had laten horen." Ik protesteerde dat ik hem gisteren nog gesms't had, maar Ina was ervan overtuigd dat dat niet telde. "Ik zal hem wel bellen, binnenkort." Broer onderhield zelfs zijn contacten met mensen als ze er niet waren. Snap zoiets.


De pizzaman kwam en ging weer. Ina trakteerde, zei ze en ik was veel te moe om er iets tegenin te brengen. Vrijdag matten me af. Allebei over een enorme deegvlakte gebogen, prikten we in de groenten (bij haar meer dan bij mij) en dachten na. Ik dacht over vliegen, Ina waarschijnlijk over iets anders. Ina dacht waarschijnlijk vrolijke, opgewekte gedachten, want daar is ze zo goed in. "Hoe staat het met je computerprogramma?" vroeg ze na een tijdje. Ik glimlachte - mijn computer stond af: hij begon een zorgwekkende warmte af te geven. "Goed", was mijn antwoord. En toen nog eens, iets overtuigder: "Goed." Ik gaf haar geen kans om te antwoorden en praatte verder: "Iemand is er bijna." Ina zweeg en ik glimlachte. Want als zelfs Ina er stil van wordt.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com