vrijdag 26 juni 2009

028

Zaterdag 12 april Jaar 1


"Is er niemand die jou gezelschap wil houden?" vroeg Iemand verbaasd. Ik ging naast hem op het stenen randje van het grasveld zitten en zei iets over Ina die naar de bijles wiskunde was en dat ik dat beter ook kon doen, maar dat het nu dus te laat was. "Zo", was alles wat hij zei en legde zijn gsm als mp3-speler tussen ons in. Als je dat subtiel doet, mag dat. Zogezegd.

"Hoe ging je groepswerk?" Als je dat subtiel vraagt, mag dat. Zogezegd. "Hoe gaan groepswerken meestal", antwoordde hij schouderophalend, "internet dat uitvalt en de printer die leeg is." Het was niet zijn internet waar ik in geïnteresseerd was geweest (alhoewel alles in verband met Iemand me interesseerde), maar ik wist niet hoe ik het gesprek nu subtiel in de juiste richting moest sturen, dus zweeg ik maar, tot Iemand plots rechtveerde en wees: "Kijk, dat is Sara." Ik keek op van de grassprietjes die ik aan het bestuderen was geweest en deed mijn best vriendelijk te glimlachen naar het meisje dat op ons toe kwam gelopen, ook al wist ik meteen dat ik haar niet aardig vond.


"Ann, Sara, Sara, Ann." Iemand gebaarde van mij naar haar en terug. Sara glimlachte breed naar mij en zei iets in de trant van "Nu weet ik dus wie je bent." Ik glimlachte terug en zei niets.

Sara was inderdaad blond. Haar haar was op kinlengte geknipt en ze had blauwe ogen en een frêle gezichtje. Ze droeg toen een skinny jeans die ik meteen lelijk vond (ik vind dat soort broeken sowieso nooit mooi, maar het stond haar ook gewoon niet) en een dikke zwarte jas die iedereen had. Ik keek naar mijn eigen blauwe jas, een kleur die dit jaar naar het schijnt helemaal verkeerd was (maar wie koopt er nu elk jaar een nieuwe winterjas?) en vroeg me af of het dat was wat haar zo leuk maakte, dat ze net zoals iedereen was.

Terwijl Sara praatte (het was waar wat Broer gezegd had, ze praatte inderdaad veel) over hun groepswerk en het vak dat ze net gehad hadden (geschiedenis, blijkbaar een echte marteling) waren het vooral haar ogen die me opvielen. Ze had levendige, sprekende ogen en ze keek Iemand de hele tijd (maar echt de héle tijd) recht aan, alsof hij de enige was tegen wie ze sprak. En Iemand keek terug (ze hadden dus dezelfde gewoonte, besefte ik, ze keken allebei mensen recht aan als ze tegen hen spraken), en hij lachtte en maakte grappen en verwijzingen die ik niet begreep. Af en toe keek hij nog eens in mijn richting, alsof hij zich ervan wou vergewissen dat ik er nog was (of, dacht ik, misschien wil hij dat ik zie hoe goed ze met elkaar kunnen opschieten en wil hij me ontmoedigen, maar dat was gewoon een typische Ann-gedachte).

Na een paar minuten nam Sara Iemand zijn gsm en ging zelf op zoek naar muziek die haar beviel. Ik vroeg me af of hij mij dat zou laten doen. Ze zette een nummer op waarvan ik wist dat het Iemand het verschrikkelijk vond. Hij glimlachte en keek naar haar terwijl ze over het toestelletje gebogen zat. En toen besefte ik zo plots dat de tranen in mijn ogen schoten dat Sara en ik geen grotere tegenpolen hadden kunnen zijn, en dat Iemand op Sara verliefd was


Je gaat er altijd vanuit dat mensen op je zullen wachten. Dat er een kracht is waar wij geen weet van hebben die ervoor zal zorgen dat alles goedkomt en dat op het einde alles is zoals het zou moeten zijn. Ik geloofde dat toch, in elk geval, en ik denk veel mensen met mij. Hoe zou je in deze wereld kunnen overleven als je weet dat alles verkeerd zal gaan?

Waarschijnlijk had ik Iemand overschat, geïdealiseerd en was ik ervan uitgegaan dat hij wist dat ik hem graag zag, dat hij dat besefte en dat hij geen ander vriendinnetje zou krijgen. Ik dacht dat ik tijd had. Ook al was ik al drie jaar aan het twijfelen, ik dacht dat ik nog een beetje meer tijd had.

Ik had op voorhand wel kunnen bedenken dat Iemand niet zou blijven wachten, en ik had moeten beseffen dat mensen hun geduld niet onuitputtelijk is, maar dat is net hetgeen wat ervoor zorgt dat je vooruit blijft gaan. Natuurlijk doet het pijn, en alles gaat zo vaak verkeerd. Maar ik ben een dromer, dus ik kan niet stoppen met geloven in een betere wereld, meer kansen, minder twijfels. Uiteindelijk heb je nooit een garantie dat de dingen juist zullen gaan, het is alleen maar de mogelijkheid daartoe die ervoor zorgt dat je blijft vasthouden.


"Het kan nog alle kanten uit", zei Ina wijs. Ze was een tijdje stil geweest toen ik haar over mijn vermoedens verteld had. We zaten op mijn kamer, ik hing tegen mijn bed en zij zat op de vensterbank. "Liefst de goede", mompelde ik en gooide met een verdwaalde knuffelbeer. "Zorg daar zelf dan voor." Dat was een stomme opmerking. Ik gaf geen antwoord, maar keek haar aan. Ze zag er moe uit, en ze leek niet meer op zichzelf. "Is er iets?" vroeg ik en analyseerde onderzoekend haar reactie. Ze haalde haar schouders op. "Ruzie thuis." Ik kon zien dat ze loog, maar ik was te bang voor wat ze anders wou zeggen. "Tja, ouders", antwoordde ik dus zacht, en zei dat ze wel bij ons mocht blijven eten. Ina glimlachte en knikte, vroeg lachend wat ze toch zonder mij zou doen. Dat deed mij aarzelen, want ik had altijd het gevoel dat ik het Ina veel moeilijker maakte dan zij mij. "Zo'n goede vriendin ben ik nu ook weer niet", mompelde ik dus maar, maar ik zei opnieuw niet wat ik eigenlijk wou zeggen. Dat Ina misschien een verkeerd beeld van mij had, dat ze me beter voorstelde dan ik eigenlijk was, en dat ze me op een dag een keer goed zou bekijken en dan zou zeggen 'huh, waarom ga ik in godsnaam al zo lang met zóiets om' en zou maken dat ze wegkwam. Ina is er het type niet voor, maar je moet niet bij mensen blijven die je ongelukkig maken. Dat is slecht voor je.


Op het moment dat ik nog iets ging zeggen kwam Broer binnen. Hij had nog steeds niet leren kloppen. Hij glimlachte naar Ina en zei dat er telefoon was voor mij. "Voor mij?" vroeg ik verwonderd en keek naar mijn gsm, die toch geen enkel geluid gemaakt had. "Wie is het?" Broer mompelde iets dat ik niet meteen begreep en gooide me toen het toestel toe, waarna hij een gesprek begon met Ina.

"Hallo met Ann?" vroeg ik voorzichtig aan de telefoon. Ik hield niet van bellen, zeker niet als ik niet wist wie zich aan de andere kant van de verbinding bevond. "Dag Ann", zei een stem die mij vaag bekend voorkwam. Ik fronste mijn wenkbrauwen. "Met wie spreek ik?"

"Je spreekt met Warre", zei de stem en ik fronste nog meer, "is je zus thuis?"

"Waarom vraag je dat niet aan Broer?" vroeg ik verbaasd en keek die laatste boos aan. Hij keek verward.

"Dat heb ik gedaan, maar ik was vergeten dat hij twee zussen heeft", klonk het antwoord. Ik lachte en kwam overeind. "Moment."

"Zus!" riep ik in de gang, tokkelde op haar kamerdeur en duwde die open. "Zus, telefoon voor jou." Zus keek op van haar schoolwerk en stak haar hand uit. "Wie?"

"Warre", antwoordde ik en en ging toen weer terug naar Broer en Ina, die een film die ik niet kende aan het bespreken waren. "Hij had Zus nodig, niet mij", legde ik uit. Broer trok een verbaasd gezicht. "Maar hij vroeg naar jou?" Ik schudde mijn hoofd. "Je hebt twee zussen. Hij vroeg naar Zus." Broer rolde met zijn ogen. "Ann, ik ben niet doof, hij vroeg of hij Ann kon spreken." Daar moest ik even over nadenken. "Je zal dat dan wel verkeerd begrepen hebben", besloot ik en ging weer zitten, omdat dat de veiligste oplossing was nu.

"Misschien heb jij het wel verkeerd begrepen", glimlachte Ina. Ik gromde iets over samenspannen en oneerlijkheid. Ze glimlachte onschuldig. Broer stond weer op en liep haastig naar de deur. "Ik heb nog schoolwerk", deelde hij mij en verdween toen. Ik begreep het niet, maar Ina haar blik zei dat ik er misschien beter niet achter vroeg.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com