maandag 1 juni 2009

011

donderdag 3 maart Jaar 1

Zelf kon ik zo ook wel bedenken dat mama terug zou komen op het hele jeugdbeweging-gedoe en dus moest ik iets anders zien te verzinnen voor ze dat zou doen. Ik vroeg raad op school, googlede op alles wat ik kon bedenken en besloot dat het allemaal niets voor mij was. De dag erna vroeg mama of ik soms eenzaam was. Ik was niet eenzaam. Ik had vriendinnen, mensen die om me gaven en het was niet zo dat ik me hele dagen verveelde. Misschien was ik gewoon niet zo goed in sociale contacten, dat kon toch perfect? Ja, zei mama, maar toch. En toen: "En wanneer krijgen we die vriendinnen van je eens te zien?" Om één of andere reden was dat heel belangrijk, dat mijn ouders kennis met hen konden maken. Toen snapte ik nog niet waarom. "Dat komt wel", mompelde ik en boog me over de tafel, om me op mijn boterham te concentreren. We aten uitzonderlijk brood, omdat mama geen zin had te koken.

"Maar waarom", zei Broer toen plotseling, "moet Ann per se een hobby hebben? Als zij nu perfect gelukkig is zonder, is dat toch ook goed?"
"Inderdaad!" reageerde ik, blij dat iemand het eindelijk voor me opnam. "Ik heb helemaal geen zin om elke dag uren na school nog op schok te zijn", legde ik uit, "ik wil gewoon rustig thuiskomen. Het is zo allemaal al hectisch genoeg." Mama speelde met haar mes en duwde de korreltjes hagelslag naar elkaar toe. Mijn korsten lagen aan de rand van mijn bord (als ik thuis ben, snijd ik ze meestal van mijn boterham, want ik houd niet van korsten).

"Nouja", mompelde mama uiteindelijk, "de overstap van het lager naar het middelbaar zal misschien al groot genoeg geweest zijn. We zullen het er over een tijdje nog wel eens over hebben." Ik haalde opgelucht adem en probeerde iets te bedenken om van onderwerp te veranderen. Broer was me voor. "Straks komt er nog een vriend", zei hij, "ik heb een film die hij wou zien." Waarschijnlijk zou dat uitdraaien op wedstrijdjes op Broers spelcomputer, maar daar zei niemand iets van. Hoe sneller ze de film beu waren, hoe beter, anders moesten we ons weer een hele avond afzijdig houden. "Ik heb nog huiswerk", mompelde ik, wat eigenlijk niet waar was, en stond op. "Ann! Als jij en je vriendinnen willen afspreken, mag dat ook hier, hoor!" riep mama me nog na.

Op mijn kamer bladerde ik wat door boeken die ik al talloze keren gelezen had, vouwde een stapel kleren op en prutste wat met twee breipennen en een bol wol. Het resultaat van de eerste naalden leek op heel veel gaten, bij elkaar gehouden door een touwtje, dus na een tijd gaf ik het maar op. In plaats daarvan zocht ik mijn heil in een cursusblok en lag daarin te krabbelen, tot er op mijn kamerdeur geklopt werd. Broer wachtte niet, hij kwam gewoon binnen. "Weet je soms waar de dvd is?" Ik keek op en staarde hem aan. Hij droeg een lelijk T-shirt en zijn haar lag overhoop. "Nee", was mijn antwoord, "ik weet niet eens welke dvd je bedoelt." Broer maakte een ongeduldige beweging en noemde de titel. "Die heb ik niet gezien", zei ik schouderophalend en richtte me weer op de woorden voor mijn neus. "Mama zei dat je je rommel beneden moet opruimen", deelde hij nog mee voor hij de trap weer af denderde. Mijn rommel was een verzameling van boeken, teken- en schrijfblokken, bekladde papieren en lege enveloppen die had neergestreken naast de computer. Ik beloofde al een week het allemaal op te ruimen en mama had dus besloten dat dat echt op die moment moest gebeuren. Ik wist uit ervaring dat ik nu beter kon doen wat ze zei en kwam dus noodgedwongen overeind.

"Ann, niet door ons beeld lopen!" riep Broer toen ik de woonkamer, waar de computer staat, binnenkwam.

"Dag Ann", zei de jongen naast hem. Ik trippelde voorbij de televisie en keek toen opzij naar wie mij gegroet had - om meteen geschrokken een sprong te maken. Het eerste wat in me opkwam toen ik hem daar zag zitten, was een krachtig woord dat ik hier niet ga herhalen. Het tweede was: 'Als ik geweten had dat Broer hem kende!'

"Hoi", zei Iemand nog eens. Ik piepte eventjes en schoot toen langs de andere kant de woonkamer weer uit, de keuken in. "Ze is altijd zo verlegen", hoorde ik Broer zeggen, "neem het niet al te persoonlijk op." Iemand grinnikte. Ik slaakte een diepe zucht en haalde een hand door mijn haren. "Ann!" riep Broer toen, "Als je dan toch nog terugkomt om op te ruimen, breng dan eens de zak chips mee uit de kast!" Onwillekeurig rolde ik met mijn ogen, trok de kast in kwestie open en sloop met de zak chips in mijn hand terug naar de woonkamer. De chips gooide ik in Broer zijn schoot en toen haastte ik me snel naar de andere kant, waar ik al mijn rommel bij elkaar probeerde te graaien - een actie die jammerlijk mislukte, met als resultaat dat zowat alles op de grond terechtkwam.

Een zachte vloek ontsnapte aan mijn lippen toen ik op mijn knieën ging zitten en de papieren weer bij elkaar graaide. "Al een geluk dat jij zo handig bent hé Ann", zei Broer afwezig, volledig gefixeerd op het televisiescherm. Ik maakte een grimas en begon door te papieren te bladeren om te zien wat weg mocht en wat niet.

Het feit dat Iemand op enkele meters afstand zat, joeg me angst aan. Sowieso bleef ik ver uit de buurt van Broers vrienden, maar deze was nog een graad erger. Hij had geweten wie ik was, dus hij had het briefje gevonden. Ik kreunde inwendig en nam mezelf voor nooit meer zoiets impulsiefs te doen. Met dat besluit in het achterhoofd gooide ik een stapeltje in de papiermand en begon aan het volgende, me ondertussen afvragend waarom ik in hemelsnaam dingen als witte, lege enveloppen had bijgehouden. Begrijpe wie begrijpe kan. Broer moedigde de moordenaar van de dvd aan nog enkele bloederige moorden te plegen, Iemand voegde daar nog aan toe dat hij 'die blubber' uit 'dat hoofd' moest halen. Ik vroeg maar niet waar het over ging, graaide de rommel bij elkaar en schoot hun beeld terug voorbij.

"Dag Ann", zei hij afwezig, en toen: "Graag gedaan, trouwens."

Ik viel niet van de trap, maar het heeft niet veel gescheeld.

Ik zal maar meteen toegeven dat Iemand een heel belangrijk "personage" is. En dat hij stiekem weldegelijk een eigennaam heeft, maar dat ik die niet gebruik. Ik heb altijd luidkeels lopen roepen dat zijn naam niet bij hem paste (gelukkig ging hij akkoord, anders had dat nog gespannen situaties kunnen opleveren), dus ga ik mezelf nu ook niet tegenspreken. Hij is Iemand - Iemand met hoofdletter, want dat hoort zo bij eigennamen. Op dat moment, daar, toen hij in de woonkamer naar die film zat te kijken en ik wel langs hem heen móést, was ik alleen maar bang voor hem. Ik ben praktisch zes jaar lang bang geweest voor medeleerlingen - toen ik in het vierde zat ging ik nog steeds aan de kant wanneer een eerstejaar zei dat dat moest - en dat was toen niet anders. Bovendien was alles uit de context getrokken. Hij had mij toen die oplossing gegeven, ja, maar daar had het bij moeten blijven. Een anonieme ontmoeting, zoals mijn godsdienstboek van het vierde jaar dat typeerde. Spin-offs zijn altijd ergerlijk. Dat hij daar zat was onecht en dus vervelend. Dergerlijke vreemde gedachtegangen heb ik altijd wel gehad. Dingen voelen zelden juist aan.

Oktober gleed voorbij en november kwam. Het werd nog kouder, het schooljaar kwam nu echt op gang en zou al bijna meteen weer onderbroken werden door de kerstexamens. Die begonnen pas half december, maar in het eerste jaar gaat daar minstens een maand voorbereiding aan vooraf. Het werd herfstvakantie, die ik dag voor dag probeerde vast te houden en ook die ging weer voorbij. Wij, de kleinsten van het secundair onderwijs, hadden ondertussen allemaal onze draai een beetje gevonden. We waren de kleintjes, maar voelden ons evengoed thuis op die enorme speelplaats. We waren allemaal nog enthousiast, luisterden allemaal naar de leerkracht en maakten braaf ons huiswerk. Onze klas, althans, want ik moet toegeven dat we daar veel geluk mee gehad hebben. De meesten van ons waren nog 'jong', echt nog kinderen. In andere klassen waren toen al mensen die met allerlei zaken begonnen te experimenteren, maar ons interesseerde dat allemaal nog niet.

November was een vrij rustige periode. Ina en ik fietsten nog steeds samen naar school, waar we ons bij Emmeline en Lily schaarden. Met ons vieren konden wij de hele school aan, dachten we. Mijn studie-uren waren sterk verminderd, nu de geleide studie voorbij was. Ik leerde op mijn tempo en mijn manier en dat bleek een goede methode te zijn. Midden november begonnen onze leerkrachten ons te waarschuwen voor de dreigende examens. We kregen weer studieplanningen en hulp aangeboden, net zoals bij dat wiskundemonster de maand ervoor.

"Als ze per se willen dat we goede punten halen", zei ik tegen Ina na het tweede lesuur, terwijl we op weg waren naar de speelplaats, "kunnen ze hun examens toch beter gemakkelijker maken?" Ina ging volledig akkoord en stelde voor het debacle aan te halen wanneer we nog eens een vergadering van de leerlingenraad hadden. Zij en ik waren daar noodgedwongen vrijwilligers voor geweest en uiteraard was het Ina die het woord deed en ik die de ideeën aanbracht. 'Wij vormen een team', had ze gezegd na de eerste vergadering en ik had instemmend geknikt. We gingen vooral naar die leerlingenraad omdat we gehoord hebben dat we op het einde van het jaar boterkoeken zouden krijgen (natuurlijk keken we daar in november al naar uit - ook al aten we thuis elke zondag óók boterkoeken).

"Koud", mopperde ik, eenmaal beneden. Ik verborg mijn neus in de kraag van mijn trui, trok mijn mouwen uit mijn handen en moest uitwijken voor de betonnen paal die plots voor mijn neus opdook. Daarvoor maakte ik een vreemde zijwaartse beweging en liep recht tegen een groepje pratende leerlingen. "Sorry", prevelde ik en schoot langs hen heen. "Wat ben je toch geniaal", zei Ina droog en gooide haar rugzak aan haar voeten. Het maakte een onaangenaam geluid en ze zuchtte. "Dat was mijn brooddoos", mompelde ze en ik schoot in de lach, want dat was al de tweede brooddoos die ze op die manier kapot gekregen had.

"Ann?"

Nog steeds lachend draaide ik me om en deed toen geschrokken een stap achteruit. Iemand grijnsde breed. "Hoi", zei hij, met zijn handen in zijn jaszakken. 'Zijn jeansbroek hangt voor de verandering eens niet op zijn knieën', was het eerste wat ik dacht en besefte toen zelf hoe vreemd dat was. Onwillekeurig moest ik blozen, wat Iemand uiteraard verkeerd opvatte en hij grinnikte even. "Ik vroeg me af", begon hij toen, "of jij mijn schrift de laatste tijd nog ergens hebt zien rondzwerven." Ik keek hem vreemd aan en hij lachte opnieuw. Ik vroeg me toen af waarom hij zoveel lachte en hij praatte alweer verder: "Ik ben het weer kwijt, namelijk. Waarschijnlijk heb ik het weer in de studiezaal laten liggen", hij grijnsde nog maar eens, "dus ik dacht, misschien had Ann weer zin om vreemdelingen briefjes toe te stoppen."

Ik hoorde Ina lachen en staarde naar mijn schoenen. "Neuh", mompelde ik, "dat heb ik niet." Even was het heel stil op onze vierkante meter, toen zag ik hem vanonder mijn lange lokken schokschouderen. Hij knikte, zei dat ik toch bedankt was en ging weer weg. "Oh Ann", zuchtte Ina, "waarom moet jij nu zo'n complete ramp zijn met vreemden?" Ik protesteerde, zei dat ik niet snapte wat dat met Iemand te maken had en dat ik, als ik echt zo'n ramp was geweest, nu nog steeds alleen op de speelplaats gestaan zou hebben.

"Die jongen kwam gewoon hallo zeggen, slimme, en waarom noem je hem Iemand?" Ik hoopte op dat moment dat de bel zou gaan, maar dat was niet zo en dus gaf ik maar antwoord: "Dat was dan in elk geval niet duidelijk en hij heeft een lelijke naam." Ina begon te lachen. "Dat is gewoon Ann-logica", grinnikte ze, "dat had ik kunnen weten." En ik bloosde, want zo zit ik gewoon in elkaar.

's Avonds kwam ik Broers kamer binnengewandeld toen hij nog huiswerk aan het maken was. "Dag Anneke", zei hij, "ik laat je alleen binnen als je mijn taak wiskunde maakt." Ik vertelde hem meteen dat ik dat niet van plan was en ging in kleermakerszit op zijn bed zitten. Onze kat, die ook maar gewoon Kat heette, kwam de vloer over getrippeld en sprong met een soepele beweging op mijn schoot. We hadden haar nog maar een paar weken toen. Kat en ik waren bondsgenoten vanaf dag één. Het Ann-Kat-verbond, samen tegen de wereld. Die gedachte maakte me aan het lachen, want toen geloofde ik nog dat de wereld een vredige, veilige plek was.

"Trouwens", zei Broer toen plotseling, "er werd mij vandaag gevraagd of je eigenlijk wel sociale vaardigheden hebt." Zijn antwoord was een kussen tegen zijn hoofd. "Dat is duidelijk", reageerde hij droog en gooide toen een potlood over zijn schouder. Ik ving het niet op, want dingen opvangen is één van alle Dingen-Die-Ik-Wel-Nooit-Zal-Kunnen. "Wil je niet weten wie dat vroeg?" Broer keek even over zijn schouder. "Dat weet ik al", zei ik trots en aaide Kat, die een heldhaftige poging deed op mijn schouder te gaan zitten. Misschien merken dieren dat je het koud hebt. "Ik heb sociale talenten", zei ik toen, "maar alleen als mijn gesprekspartner die ook heeft."

Behoorlijk tevreden liep ik Broers kamer uit.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com