maandag 1 juni 2009

009

zondag 27 februari Jaar 1

Ons gevreesde examen wiskunde had plaatsgevonden op een maandag en we hadden geen idee van of en wanneer onze punten te horen zouden krijgen. Ik had bij één vraag hulp gekregen, maar de rest had ik op eigen houtje moeten oplossen en naar mijn gevoel was dat niet overal evengoed gelukt. Dat alleen al zorgde er dus voor dat ik die nacht weinig sliep - en dan was er ook nog het schrift dat de Chemiejongen had achtergelaten. Het was een rood schrift, met commerciële ruitjes. 'Dit schrift is van...' stond er aan de binnenkant geschreven en daarachter in het kribbelige jongenshandschrift: Iemand. Met hoofdletter, want eigennamen schrijf je met hoofdletters. Dat was ons die dag tijdens Nederlands nog maar eens op het hart gedrukt, helaas. Ik noemde hem dus ook maar Iemand, in gedachten.

Vlak voor ik ging slapen, tijdens het maken van mijn boekentas, was het schrift eruit gevallen. Ik had al gezocht achter een naam en behalve 'Iemand' niets gevonden, maar ik bladerde er toch nog maar eens door. Uit nieuwsgierigheid en omdat ik geen zin had om mijn map Technologische Opvoeding te gaan zoeken. Het schrift was verweerd, beduimeld zoals dat heet. De hoeken waren gekruld en hier en daar waren pagina's uitgescheurd. Het was bijna volledig gevuld, gedeeltelijk met zijn jongenshandschrift. Er stonden ingewikkelde chemische formule's en wiskundige vraagstukken, notities Nederlands (hij was slecht in spelling, zag ik al na drie woorden) en Franse zinnen die ik met de beste wil van de wereld niet kon vertalen. Het andere deel van het schrift was gevuld met tekens die ik niet kon lezen. Bepaalde delen kon ik door zijn jongensgeschrift maar moeilijk ontcijferen en ik besloot dan ook dat het proberen een inbreuk op zijn privacy zou zijn.

Het schrift stopte ik weer weg en terwijl ik mijn map T.O. dan maar begon te zoeken, nam ik me voor het schrift de ochtend erna af te geven bij de prefect. Die zou wel weten waar het dan terecht moest komen.

"Goeiemorgen", zei ik de ochtend erna aarzelend en wandelde weifelend het kleine kantoortje van de prefect binnen. Hij keek op, plooide zijn strenge gezicht in een vriendelijke glimlach en deed mij opgelucht ademhalen. "Goeiemorgen", antwoordde hij en wachtte tot ik het schrift tevoorschijn had gehaald. "Er zat een jongen van de derde Wetenschappen naast mij in de studie, maandag", zei ik, "en hij heeft dit laten liggen. Er staat geen naam op." De prefect keek op van zijn computerscherm en fronste zijn wenkbrauwen. "Maar je weet wie het is?" Ik haalde mijn schouders op. "Ik kan hem voor u beschrijven als dat moet", probeerde ik behulpzaam te zijn. Het feit dat er heel veel leerlingen op onze school waren, waarvan toch wat derde wetenschappers en veel jongens, daar had ik niet bij stilgestaan. "Ja, maar als je hem kent, geef je het zelf maar af." Ik keek geschrokken naar de kalende man voor me, die alweer op zijn toetsenbord aan het tokkelen was en wou nog protesteren dat ik hem níet kende en het niet kón geven, maar hij keek op en zei: "Laat de volgende maar binnen." Noodgedwongen liep ik dus weer naar buiten, met het schrift in mijn hand. Ik kon niet zomaar op een derdejaars toestappen en hem dat schrift teruggeven. Toch? Ik wist niet eens meer wie hij was.

Dat was gelogen, uiteraard. Ik wist nog heel goed wie hij was en hoe hij eruitzag en ik had hem al een keer herkend in de gang, gisterenmiddag nog, maar toch leek het obstakel dat hij vormde, onoverkomelijk. "Ik kan hem dat niet teruggeven", zei ik zorgelijk tegen Ina, "dan lijk ik net een vervelende stalker en is het alsof ik dat afgepakt heb of zo..." Ik keek haar hulpeloos aan, hopend op het beste advies dat ik in jaren gekregen heb, maar ze rolde eens heel erg met haar ogen en verkondigde toen: "Zo moeilijk kan dat nu niet zijn hé, Ann. Je loopt op hem toe, zegt dat het best lomp is een schrift te vergeten waar al zijn notities in staan, duwt het in zijn handen en loopt weer weg. Afgelopen. Hij hoeft niet meer te betekenen dan een afgedankte wortel." Ik wist niet wat de wortel ermee te maken had, maar Ina hield er toen al van om vreemde woordcombinaties te maken. Erg overtuigend was ze in elk geval niet. Ik zou er wel onderuit geraken, besloot ik.

Misschien kon ik het schrift onopvallend in zijn boekentas stoppen. Aan zijn klastitularis gaan geven, dat was minder eng dan een medeleerling aanspreken. Het enige probleem was dat ik naar de prefect moest om te weten te komen wie zijn klastitularis was en dat zag ik nu ook niet meteen zitten. Ik tobde wat over dat probleem tijdens het eerste lesuur en vroeg in de leswisseling nog eens hulp aan Ina, die zei dat ik me daar niet zo druk om moest maken. "Geef jij het dan af", zei ik gretig, "jij gaat dat vast veel beter doen." Dat wou ze dan toch ook weer niet. Ze wist niet eens wie het was, zei ze. Het was een uitvlucht - eigenlijk vond Ina de gedachte het schrift af te moeten geven even eng als ik.

"Och, Ann, da's een lieve jongen", zei Lily tijdens de pauze van tien uur, "je moet daar geen schrik van hebben. Ik ken hem en bijten doet hij echt niet." Het afgeven wou ze niet. Ik moest dat toch ooit leren, was haar argument. "Ik zie me in de komende zes jaar nog niet zo snel vrijwillig naar mensen van twee jaar ouder lopen", was mijn verweer, maar dat was allemaal niet belangrijk. Zelfs Emmeline was van mening dat ik het gewoon moest afgeven. "Hij zal alleen blij zijn dat je het teruggeeft. Waarom zou hij het vervelend vinden? Zijn schrift kwijt zijn is toch veel irritanter?" Daar had ik geen tegenargument voor en natuurlijk kwam hij op dat moment voorbij, met een viertal vrienden. Ze stopten op een paar meter afstand van ons en gooiden daar met veel geweld hun rugzakken neer. "Allé Ann", spoorde Lily me aan en gaf me een duw in de richting van. Ik piepte, hij en zijn vrienden keken nu mijn richting uit. Van zodra ze zich weer afgewend hadden ('weer zo'n onnozel eersteke') haalde ik het schrift uit mijn tas, haalde héél diep adem (dat had ik wel nodig) en sloop in zijn richting. 'Is dat mode of zo, je broek rond je knieën hangen?' dacht ik nog voor ik dan echt de laatste stappen zette.

"Dag klein meisje", schertste één van zijn vrienden toen ik hem aarzelend op zijn schouder tikte. Mijn hart bonste in mijn keel en mijn handen trilden (normaal), net zoals mijn hele lichaam (net iets minder gebruikelijk). Iemand had mijn tikje niet gevoeld, wat niet erg verwonderlijk was en bijna was ik gewoon terug weggerend, maar zijn vriend gaf hem een duw. "Er staat een klein meisje achter je." Ik fronste mijn wenkbrauwen lichtjes, wat die vriend natuurlijk niet merkte. Iemand draaide zich om, keek even verbaasd op me neer en grijnsde toen. "Dag klein meisje", grinnikte hij. Tot mijn grote ergernis voelde ik dat ik begon te blozen, dus bleef ik naar de grond staren terwijl ik mompelde:

“Jehebtjeschriftlatenliggenindestudiezaal." Verbijsterd keek hij me aan. "Wat?" Zonder nog iets te zeggen stak ik hem het schift in kwestie toe, wachtte ongeduldig tot hij het aangenomen had en liep toen haastig weg, zonder hem de kans te geven nog iets te zeggen.

"Bedankt, klein meisje!" hoorde ik hem na een paar passen roepen. Zijn vrienden lachten en ik ging nog iets sneller lopen, wetend dat hij op de pagina waar hij laatst geschreven had een klein briefje zou vinden:
Heel erg bedankt. Liefs, Ann.

"Dat vond ik net zo leuk, snap je", zou hij mij later proberen uit te leggen, "ieder ander zou die studiezaal uitgewandeld zijn, blij dat ze geholpen was bij haar examen wiskunde, maar zonder er verdere aandacht aan te besteden. Maar nee, jij stopte een briefje tussen mijn schrift, gewoon om me te bedanken. Goed, dat ik mijn schrift had laten liggen was natuurlijk een handig toeval, maar toch. Je had het ook gewoon kunnen laten liggen." Ik zei dat ik die mogelijkheid wel overwogen had en hij glimlachte. "Misschien, maar je hebt het niet gedaan." Daar had ik niet van terug.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com