maandag 14 juli 2008

Epiloog.

Moest u toch niet zonder eventuele fictieve (en in dit geval tijdelijk naamloze) personages kunnen:
http://gewooneenmeisje.tumblr.com

Omdat op weblogs meestal de dingen staan die hij zou moeten weten - maar nooit weet.

zaterdag 12 juli 2008

|0095

Als ze lacht.

Ik heb u allen graag gezien, maar ik ga u hier denk ik laten. Misschien ooit tot de volgende. Ik heb na lang denken besloten om Wolkenmeisje te beëindigen. Voor zover ik tot nu toe weet is mijn verhaal af - hoe Iemand en ik het verder uitzoeken, is nu onze zaak. (Vraag het hem niet, want hij zegt dat hij het jammer vindt. Sst.)

Heel veel liefs.
Ann.

donderdag 10 juli 2008

|0094

At the beginning with you.

Het is tijdens regenachtige vakanties dat mensen zich nutteloos beginnen voelen, omdat ze alleen maar wat rondhangen en niet echt iets doen. Het is tijdens zo'n vakanties dat mensen ruzie maken om dingen die niet eens belangrijk zijn en het is tijdens zo'n vakanties dat mensen uren naar hetzelfde liedje luisteren, alleen maar omdat ze het slecht vinden.

Zeg dat ik het u gezegd heb.

maandag 7 juli 2008

|0093

Do Re Mi.

De afgelopen week heb ik voor de allereerste keer in mijn leven een fíjn kamp meegemaakt. En ik kan u zeggen: het was geweldig. We dansten door de zee terwijl we 'Met de jeep door het oerwoud' en K3 zongen, bezorgden waarschijnlijk heel wat leerkrachten hoofdpijn en verbranden zo erg dat onze benen net cassis leken. Wat we als aperitief kregen. Dat onze leerkrachten van 'Foute' nummers horen, bleek tijdens het Swingpaleis de laatste avond, waar we met z'n allen uit volle borst op de banken stonden te zingen. Jammer genoeg bleken die banken dan niet zo stevig, maar goed.

"Ik heb je gemist", zei hij toen ik thuiskwam en ik hem na zeven dagen eindelijk weer kon knuffelen. We hadden gesms't, aan vijfenzeventig cent per sms'je, maar in het écht zeg je zo'n dingen toch nog beter. "Ik ben blij dat ik je terugzie", zei ik in zijn oor en glimlachte in zijn haren. En neuriede heel stil een kinderliedje, om het vakantiegevoel nog even vast te houden.

donderdag 26 juni 2008

|0092

Dancing a catchy rhythm.

"Maar ga je me schrijven?" vraagt hij me nog een keer en rolt zich op zijn buik, zodat hij me aan kan kijken. We liggen in het stadspark en ik maak een lijstje wat ik nog moet halen voor ik op Cévennes vertrek (morgenavond). "Wil je dat?" is mijn antwoord en hij knikt. "Ik zal je schrijven", beloof ik hem en zeg hem niet dat zijn naam al lang op mijn adressenlijst stond. "Mooi", antwoordt hij tevreden en gaat weer liggen.

"Ik zal je missen", zeg ik even later nadenkend en tik met mijn pen tegen zijn oor. Hij knikt. "Ik weet het." Ik wacht nog even en zeg dan: "Nee, je moet zeggen: ik jou ook." Iemand rolt met zijn ogen en legt zijn hoofd in het gras. "Ik dacht dat je daar ondertussen wel al achter was." Tevreden schrijf ik verder. "Maar Ann?" Ik kijk op en trek een wenkbrauw op. "Franse jongens zijn helemaal niet leuk hoor."

En dan zegt Ina dat wij helemaal niet grappig kunnen zijn.

dinsdag 24 juni 2008

|0091

Zonder een woord.

Iemand is erdoor - godzijdank. Bijna had ik hem opgesloten in het tuinhuisje, waar hij dan de tuinkabouter gezelschap kon houden met zijn gsm in de aanslag - tot hij wist of hij volgend jaar nog op onze school zou rondhuppelen of niet. Wij hebben geen tuinhuisje, en ook geen tuinkabouter, dus dat ging niet, maar toch. De kans was er.

"Nu jij nog", zegt hij vrolijk en ontvangt een stomp tegen zijn schouder. Ik heb mijn hele week vol gepland zodat ik niet zenuwachtig kan zijn, maar ik doe het toch. "Ik ga buizen op wiskunde", zeg ik bezorgd, "en op Latijn. En op LO. Maar nuja, dat wisten we al. En misschien ook wel op Engels." Ina rolt met haar ogen en springt van de blok van het stationsplein af, zegt dat ze ijs gaat halen. "Wil jij ook een Cévennesbrief?" vraag ik Iemand als ze weg is en kijk hem smekend aan. Zeg maar ja, zeggen mijn ogen. [Ik schrijf graag kampbrieven en hij weet dat.]

"Ik zal er eens over nadenken", grinnikt hij, "misschien als je rapport goed is." Ik zeg het toch. Hij is de allerliefste.

vrijdag 20 juni 2008

|0090

Orpheus.

Vlak voor ons aller-allerlaatste proefwerk dit schooljaar, is er nog een info-vergadering in de kerk van onze school, in verband met de Cévennes. De Cévennes, dat is een soort van schoolkamp waarop we op de dag van de proclamatie nog vertrekken. 't Is maar dat je 't weet.

Een uur later zit ik over mijn examen Latijn gebogen en ik zucht eens diep. Want het examen is moeilijk en van de niet-geziene tekst begrijp ik geen woord. (Behalve de niet-geziene woorden die verklaard staan in de marge, uiteraard.) Misschien had ik toch nog meer moeten leren. En ik begin kwaad de vragen in te vullen, zonder al te veel enthousiasme of zekerheid.

Drie uur later sta ik weer buiten, samen met Ina. De andere richtingen mochten om vijf na drie afgeven, wij om half vijf. Ach ja. "Vakantiiieeee!" gilt Ina terwijl ze over de speelplaats huppelt en tegen een paar zesdejaars in hun net pak aan knalt. En ik lach en loop naar de fietsenrekken. Grijp naar mijn gsm en vraag hem hoe zijn mondeling ging. Hij blijkt nog op school te zijn en komt naar ons toe gelopen. We worden er allebei een beetje stil van - het is de laatste keer dat we elkaar op deze speelplaats zullen zien. Wat zeg je dan op zo'n moment?

"Dat weet je niet", zegt Ina nuchter, "misschien is hij wel gebuisd op al zijn vakken en blijft hij zitten, of zo." Tja. En wat kan je dan doen, behalve lachen.

donderdag 19 juni 2008

|0089

Zelfs je naam is mooi.

Terwijl ik mijn best doe duizendhonderd woordjes vanbuiten te leren, vraag ik me af wie het bedacht heeft dat het leuk zou zijn als Latijn ons laatste examen zou zijn. Dat is het voor alle duidelijkheid dus niet. Ik kan Iemand niet lastigvallen, want die is ook druk bezig met zijn laatste mondeling, en Ina haar humeur is al even zonnig als het mijne. (Misschien nog iets zonniger, want zo is ze nu eenmaal.)

Om vier uur stop ik ermee. Ik heb morgen nóg een hele voormiddag om te leren en ik ben het bovendien kotsbeu. 'Maar Ann, als je examen nu slecht is, wat gaan je ouders dan zeggen?' vraagt een gemeen stemmetje in mijn achterhoofd als ik de computer opstart. Mijn weerwoord is het opzeggen van mijn verbuigingen. Qui quae quod. Enzoverder.

"Hebt gij al gedaan?" vraagt Broer jaloers, die aan het laatste deeltje van zijn examen wiskunde gaat beginnen. Ik grijns en zeg dat hij maar naar de juiste school had moeten gaan. En ik word misselijk, want ik kan er niet tegen als mensen me het gevoel geven dat ik te weinig leer. Tien minuten later een sms'je van een klasgenoot: of ik weet of we deel 6.7 moeten kennen. Kwaad loop ik naar boven, ga achter mijn map zitten en leer verder.

Om er tien minuten later weer mee op te houden, natuurlijk.

dinsdag 17 juni 2008

|0088

Ergens onderweg.

"Er was eens een prinses. Alweer, zal je zeggen, want in elk sprookje komt wel een prinses voor. Maar nee, dit was een hele prinses. Deze prinses had namelijk geen prins. De prinses, Bladmadeliefje, was de tweelingzus van Doornroosje en daar werd in Sprookjesland (waar voor elke prinses één prins was) geen rekening mee gehouden. Bijgevolg: Bladmadeliefje had geen prins. Ze werd opgesloten in een hoge torenkamer, en er was niemand die haar uit vrije wil uit zou redden. Het zag er dus naar uit dat ze geen happy end zou krijgen.

Tot op een dag een merel neerstreek op de vensterbank van de Toren. Bladmadeliefje, blij met elk gezelschap dat ze aandiende, begon meteen tegen Merel te praten en dit zou geen sprookje zijn als Merel niet geantwoord tot had. Tot diep in de nacht zaten ze te kletsen, tot Merel echt weg moest omdat hij een afspraak had met mr. Worm. Dolgelukkig omdat ze een vriend had gevonden, ging Bladmadeliefje slapen.

Maar daarna begonnen de dingen verkeerd te gaan. Bladmadeliefje verloor de lijn tussen vriendschap en liefde uit het oog en dacht dat ze verliefd was geworden op Merel. Dat was niet zo, maar dat wist zij natuurlijk niet en ze besloot hem toch een huwelijksaanzoek te doen.
Merel schrok zich dood. Dat was niet alleen vervelend voor hem (want hij was veel te vroeg aan zijn einde gekomen), maar ook voor Bladmadeliefje. Zij was een goede vriend kwijt, maar ze had ook een vloek over zichzelf opgeroepen: nooit zou haar sprookjesfiguur (dat toch al geen happy end had) haar plaats kunnen opeisen in het Sprookjesboek. Dat was namelijk het streven van heel Sprookjesland.

Bladmadeliefje werd ziek van verdriet. Ze voelde zich miserabel en ellendig en kwam dagen haar bed niet meer uit. Goede Fee had zoveel medelijden met haar, dat ze besloot een deeltje van de vloek op te heffen: Bladmadeliefje zou nooit in het Sprookjesboek terechtkomen, maar ooit zou haar verhaal door een vijftienjarige neergeschreven worden op de achterkant van een examen Engels, in slordige potlood-drukletters en met een slechte tekening erbij.

En Bladmadeliefje leefde nog.... Nou ja, niet zo lang en ook niet zo gelukkig, maar het was altijd beter dan niets."

Want ik moest me toch érgens mee bezig houden, in die vijftig minuten die ik nog over had na het invullen van mijn examen Engels. (*)

(*)Voor de nieuwsgierigen onder jullie: Ja, ik (Anke) heeft dit er echt opgeschreven.

zaterdag 14 juni 2008

|0087

You've got a friend.

Ik wou dat ik naar een andere school gegaan was. Dat was wat ik dacht, toen ik voor de eerste keer mijn 'nieuwe' klas op mijn 'nieuwe' school binnen kwam. De tijd van kwart na acht tot half negen was al een hel geweest; wat kon ik als klein eerstejaartje nu gaan doen tussen al die grote mensen? Ik had me tegen een muur gezet en was er niet vanaf geweken. Een thuishaven tegen mijn rug. 'Ik wil naar huis', dacht ik paniekerig toen iedereen groepjes vormde van zodra we binnen waren. Waarom kende iedereen iedereen al?

Ja, dat ene meisje, zij was ook alleen. Ze had korte blonde stekeltjes, een wipneus en een ondeugende blik. Ze grijnsde breed toen ik naar haar keek en kwam vastberaden op me af. Geschrokken probeerde ik de andere kant uit te kijken. Waarom stond die klastitularis daar niets te doen? Ze zou ons onze plaatsen wijzen! "Hoi. Ik ben Ina. Wie ben jij?" Ik slikte en keek zenuwachtig naar het blonde Ina-meisje. "Ann." Het was zo goed als gefluisterd. Het Inameisje grijnsde weer breed. Ik liep naar een plaats aan het raam en wou gaan zitten, maar ze drentelde achter me aan. "Zal ik naast je komen zitten?" Ze had haar tas al neergezet en keek me verwachtingsvol aan. Ik kon alleen maar knikken. "Mooi." Ze lachte weer op haar manier en keek me onderzoekend aan. "Jij ziet er ook zenuwachtig uit. Je maakt je zeker zorgen bij wie je moet gaan zitten om te eten en zo?" Ik schrok. Hoe wist zij dat nu? "Nou, nu heb je dus iemand", ging ze triomfantelijk verder. En ze draaide zich naar voor, want onze klastitularis wou iets zeggen. Mijn hoofd duizelde.

W
eken later vertelde ze me dat ook zij niemand had om bij te gaan zitten.

|0086

Be our guest (from Beauty and the Beast)

Takkeling.
Een takkeling is een jonge vogel, die nog niet kan vliegen. Niet vliegen, wel fladderen. Takkelingen hopsen van tak tot tak, tot ze oud en sterk genoeg zijn om hun vleugels volledig uit te slaan en weg te vliegen. Het is een boek. 'Takkeling' van Sylvia Vanden Heede, het boek dat ik gisteren las en vandaag weer vast had, terwijl ik eigenlijk wiskunde zou moeten leren, want deze keer zou Iemand er niet zijn om me de oplossingen in te fluisteren.

'Wij zijn takkelingen, allebei', denk ik als ik hem zie. En ik wens hem een gelukkige verjaardag, geef hem drie kussen en grijns verlegen naar zijn ouders. "Je bent maar oud, nu", zeg ik als we op zijn kamer zitten. "Heel", mompelt hij, terwijl hij het absoluut niet meent.
Hij komt naast me zitten en bladert in het cadeau dat ik hem gaf, terwijl ik de formules die ik al geleerd heb afdreun. Sin tot de tweede plus cos tot de tweede is gelijk aan één. Ux plus vy plus w is gelijk aan nul. Daarna leg ik hem de betekenis van het woord 'takkeling' uit. Hij is achttien, hij zou moeten kunnen vliegen nu. Hij reageert met een "pff."

"Wij zijn takkelingen, allebei", glimlacht hij. En opgelucht sla ik mijn armen om hen heen. Want hij beloofde net mij niet zomaar achter te laten.

vrijdag 13 juni 2008

|0085

Wake up dead man.

"Jezus, Ann, doe even normaal", mopperde Ina toen ik zenuwachtig van de ene voet op de andere sprong en om de twee seconden mijn haar uit mijn ogen haalde. "Maar ik ben zénuwachtig!" jammerde ik, alsof dat alles zou verklaren. Wie zou niet zenuwachtig zijn voor haar allereerste examen Ooit? Een partieel examen wiskunde dan nog. Ik bedoel, wiskunde! We weten ten slotte allemaal wel hoe goed ik in wiskunde was - en nog steeds ben.

"Ann, je hebt alle leerstof ongeveer drie keer geleerd. Je gaat dat écht wel kunnen!" zei Ina vermoeid toen de deuren van de externe studie eindelijk, eindelijk opengingen en wij eindelijk, eindelijk naar binnen mochten. Een groot deel van het eerste jaar moest geherberg worden, dus iedereen schoot langs elkaar heen. "Bank tussenlaten", zei één van de toezichters met nasale stem en even voelde ik me als een massamoordenaar in een gevangenis. Ik kwam terecht naast een vierdejaars, die vluchtig opkeek en zich weer op zijn cursus concentreerde. Hij leerde chemie, en met één blik op de bladzijde sloeg de schrik me om het hart. Misschien moest ik maar buizen op dit examen en voor altijd eerstejaar blijven.

Het examen (proefwerk, eigenlijk, examen is geen AN) was moeilijk. Er werden kei-veel vragen van de Kangoeroewedstrijd en meer wiskunde-bolleboos-wedstrijden gesteld, wat ik oneerlijk vond want (a) dat was geen theorie en (b) aan zo'n wedstrijden doe je normaal vrijwillig mee. Geïrriteerd schrapte ik een antwoord op een vraag voor de derde keer en voelde hoe ik langzaam in paniek begon te raken. Rot-rotvak. En dan plots de vierdejaar die zijn blad omsloeg, waardoor de achterkant heel even op mijn kant van de bank terechtkwam. "Antwoord C" had hij er in potlood opgeschreven en begon het meteen weer uit te gommen. Ik wou hem fluisterend bedanken, maar met een schop tegen mijn enkel liet hij me weten dat dat niet de bedoeling is tijdens een proefwerk.

"Tegen wie praatte jij nu?" vroeg Ina verbaasd toen we na het proefwerk de externe Studie uit liepen en ik hem wél had kunnen bedanken. "Niemand", antwoordde ik, "kom op, ik heb honger."

woensdag 11 juni 2008

|0084

Save the best for last.

"Ik haat hem! Haat hem, háát hem!" tier ik eens we het examenlokaal ontvlucht zijn. Moest ik stilstaan, ik zou stampvoeten, maar helaas lopen we in de richting van de fietsenrekken. "Wie haat je?" vraagt Ina afwezig en zwaait wild naar Iemand, die dichterbij geslenterd komt. In kostuum, want hij heeft mondeling. En ja, het staat hem. "Weet ik veel! Hem! Die egel die toezicht had! Argh! Hoe durft hij!" Nu stampvoet ik wel, terwijl Iemand me grijnzend omhelst.

"Wat is er?" vraagt hij dan en ik snuif. "Er had een zeeëgel toezicht en die besloot even in mijn examen te kijken en toen lachte hij me uit!" Het is echt waar. Hij begon écht te lachen. Ina geeft een klein kuchje. "Lieve Ann", zegt ze dan, "toen die stekelige ballon begon te lachen, op welke pagina keek hij toen?" Verward probeerde ik me dat te herinneren. "De pagina met Hagar..." zeg ik dan aarzelend. Iemand schiet in de lach nog voor ik het begrijp.

"Cartoons zíjn ook meestal om mee te lachen, Ann", grinnikt hij alvorens me naar mijn fiets te duwen. Pfft.

zondag 8 juni 2008

|0083

Big big world.

"We moeten praten", is wat hij zegt. Hij praat vooral. Ik vraag me af of hij niet moet leren voor zijn examen. En of ik dat eigenlijk ook niet moet doen. Het gevreesde mondeling Frans nadert met rasse schreden. Hij praat terwijl ik een poging doe om te luisteren, maar mijn gedachten dwalen af. "Ann, je luistert niet eens", zegt hij dan scherp en ik schrik op. "Jawel", mompel ik stil en ril, want het is koud buiten. We zwijgen allebei.

"Zullen we het er na de examens over hebben?" Hij klinkt vermoeid en ik voel zijn woorden als vuistslagen in mijn gezicht aankomen. "Ik - Nee..." Stamelend probeer ik hem duidelijk te maken wat ik bedoel, maar het zou me verbazen als ik daarin slaag. Hij kijkt me aan met gefronste wenkbrauwen. "- en ik wil je niet kwijt!" besluit ik uiteindelijk en vraag me af of hij daar ook maar één woord van begrepen heeft. Hij staat op en aarzelt, omhelst me dan uiteindelijk toch. "Waarom maak je het jezelf ook zo moeilijk", mompelt hij in mijn oor. Mijn enige antwoord is een droge snik.

Ik weet het ook niet meer.

donderdag 5 juni 2008

|0082

A way back into love.

"We cannot direct the winds, but we can adjust our sails", zegt Ina wijs halverwege de les wiskunde. Ik vraag me af waar ze dat vandaag heeft, maar ik zeg niets. Ik weet even goed als zij wat ze ermee bedoelt. De lerares wiskunde vraagt of er iets is. Neen, er is niets. Niets, behalve het feit dat wij een week voor ons examen wiskunde nog even een nieuwe leerkracht krijgen. Maar dat is schoollogica. Ina mompelt dat er niets is, schrijft iets op een kladblad en gaat dan verder met psychologe spelen.

"Ik snap jou niet, Ann. Wat heeft hij nu eigenlijk verkeerd gedaan?" Ik blijf koppig coördinaten berekenen van stomme driehoeken die op vakantie willen en dus maar een puntspiegeling ondergaan. Wat heeft iedereen toch met dat van plaats verwisselen de laatste tijd? Het is het zevende lesuur. Op het zevende lesuur zou men geen wiskunde moeten krijgen. Een fractie van een seconde benijd ik de vijfdes & zesdes, die nu al thuis leren voor hun examens. "Ann." Ik zwijg en schokschouder. "Ann, geef antwoord. Haal jij jezelf graag onderuit, of zo?" Geërgerd grijp ik mijn geodriehoek. Natuurlijk, ik verkies ongelukkig te zijn.

Ik kies ervoor om hele dagen met een rotsblok in mijn maag te leven en gewoon te voelen dat het verkeerd zal aflopen. Ik kies ervoor hem weg te duwen en toch nodig te hebben en ik wíl gewoon dat hij kwaad op me wordt omdat ik dat op hem ben. Dat is toch niet meer logisch? Ik sis het haar toe terwijl ik met de 'Alpha'mode 1+1=3 op mijn rekentoestel typ en het aan de jongen voor mij geef, die het aan de lerares laat zien. Ze heeft niets door en gaat verbaasd op zoek naar de verklaring.

"Dat zeg ik niet", protesteert Ina, "maar je maakt het jezelf wel héél moeilijk nu, Ann. Waarom zég je het hem niet gewoon?" Ik maak een vreemd geluid. Natuurlijk. Waarom zeg ik niet gewoon even tegen mijn lief dat ik er een slecht gevoel over heb en dat ik bang ben van ons? Ina ziet er de ironie niet van in en begint met meer wijsheden te gooien. Dat dat een teken is dat ik hem niet vertrouw. "Ik vertrouw hém wel", ga ik er fel tegenin, "maar mezelf niet." De bel gaat en zonder mijn agenda in te schrijven storm ik de klas uit.

Het feit dat ik onderweg naar huis onderuit ga in een plas met een doorsnee van twee meter, helpt níét.

dinsdag 3 juni 2008

|0081

Als het meezit.

"Er is helemaal niets mis met wat regen!" protesteert Ina fel als ik klaag, omdat de druppels genadeloos om ons heen vallen. "Neuh", mompel ik verongelijkt en doe alsof ik Niemand-Iemand niet zie. Hij rolt alleen met zijn ogen en gaat bij zijn vrienden staan. Het zou me niet verbazen als ze lachen. "Ze doen dat altijd, Ann", zegt Ina met rollende ogen en ik zwijg. Want ergens heeft ze een punt - hoewel.

"Regen is wél stom", zeg ik mokkend als we erdoor lopen om naar één of andere tentoonstelling te gaan kijken over het 200jarig bestaan van onze school. "Oh, kom op", zucht ze, "doe niet zo kinderachtig. Je bent gewoon boos en slechtgezind." Waarom is zíj dat nooit? Waarom slaagt Ina er altijd in vrolijk, allesvergevend en springlevend te zijn? "En je bent ook boos omdat je bang bent dat je Iemand gaat kwijtraken en je bent ook boos op hemzelf, dus reageer je dat maar af op de wereld. Terwijl je eigenlijk alleen maar jezelf alles moeilijk maakt." Ik maak een kwaad geluid en ze zwijgt wijselijk. Er zijn momenten waarop de waarheid niet zo belangrijk is.

Na de tentoonstelling haal ik mijn fiets uit het rek en negeer Niemand-Iemand, die mijn blik probeert te vangen. "Alle, toe, Ann", zegt hij als hij plots naast me staat. Ik geef een draai aan mijn stuur. "Ahann. Komaan..." Ik zwijg en maak aanstalten om weg te rijden. "Ook goed", mompelt hij half kwaad en loopt naar het rek van de zesdes. "Welja, loop maar weg ja", mopper ik en stap op mijn fiets. De hele weg naar huis zeg ik geen woord tegen Ina, die zich daar absoluut niets van aantrekt en zoals altijd vrolijk babbelt.

Het is in elk geval gestopt met regenen.

donderdag 29 mei 2008

|0080

At the beginning with you.

Iemand begint de zesde juni met zijn examens. Dat is volgende week vrijdag. Ik begin de tiende pas en bijgevolg is hij al veel drukker bezig dan ik, waardoor ik dan weer een immens schuldgevoel heb - want ik leer vast niet voldoende - en hij een beetje prikkelbaar is. Een beetje veel, eigenlijk. "Daar is maar één remedie voor", zegt Ina wijs. Ik verwacht de meest geweldige tip die me iemand mij de afgelopen drie jaar gegeven heeft, maar in plaats daarvan zegt ze:

"Disneymuziek luisteren en als je dan toch bij elkaar bent, samen woordjes blokken." Of iets anders. Wiskundebewijzen, bijvoorbeeld. Of Engelse grammatica, die niet eens moeilijk is. Of Franse, die toch niet zo simpel is. Of jaartallen, een van die vele hatelijke onderdelen bij geschiedenis. Zie je wel, ik ben slecht bezig. Ik heb al nul van mijn vijf Franse teksten samengevat (dat heet ontwijken - ik durf het niet), nog maar driehonderdnegentig van de duizendhonderd Latijnse woordjes geleerd, nog maar twee bladzijden godsdiensten geleerd en nog geen chemie, wat ik deze week gepland had.

En al drieëntwintig vd achtentwintig lessen geschiedenis. En vier stukken Latijnse grammatica. En engelse voc. En sommige Franse vervoegingen, en mijn uitspraak, voor het mondeling. En al twee stukjes wiskunde, that is.

Te weinig dus, ik zeg het u.

zondag 25 mei 2008

|0079

Holding out for a hero.

"Maar Anneke toch, je hebt dat góéd gedaan!" roept hij vertwijfeld als ik hem bel tijdens de pauze, volledig in tranen. Ik zeg hem niet dat ik al drie kwartier zo rondloopt, maar hij komt toch. Het is grappig, een jongen tussen al die meisjes in de kleedkamer, die geschrokken gillen en hem weg proberen kijken. Ik duw hem voor me uit naar buiten, met als excuus dat ik toch pas terug hoef te zijn voor de slotdans. Hij kijkt één tel naar mijn gezicht (rood en vlekkerig) en mijn ogen (waterig en opgezwollen), neemt me dan bij mijn schouders en duwt me de trap af.

"Ik heb er helemaal niets van gezien", zegt hij bijna verwijtend, "en jij neemt dat jezelf kwalijk. Ik wed dat je al vanaf je van het podium kwam over je toeren bent." Ik wil zeggen dat ik dat niet ben, maar een leerkracht vraagt bezorgd wat er is en ik begin bijna hysterisch te snikken. "Ze heeft een fout gemaakt", legt Iemand uit en de leerkracht doet kijkt geschokt. "Zijt gij nu helemaal gek geworden! Das toch nie erg zeker!"

"Jawel", probeer ik snikkend uit te leggen, "het was wél erg! Het was een grote fout!" Iemand vraagt slim of mijn choreografes het erg vonden. Ik denk aan hun geschokte gezichten. 'Maar Ann, iedereen maakt toch fouten!' Verslagen schud ik mijn hoofd. Iedereen mag dat, ik niet. Hij klemt me tegen zich aan en geeft me een kus bovenop mijn hoofd. "Je had gewoon heel even een solo", zegt hij zacht, "dat is toch fijn?"

Ik wil hem wel zeggen dat het niet helpt, maar na onze vier hele tellen durende buiging in de slotdans, is het wel híj die rechtstaand staat te klappen en daarna de hele sporthal door sleept om aan iedereen te vertellen hoe goed het wel niet was.

|0O78

Absolutely everybody.

(Geschreven op donderdag.)
"
Je komt toch zeker wel kijken?" vraag ik Iemand en wiebel met mijn voeten. Het is woensdagmiddag, iets na de vieren en we zitten op de rugleuning van een bank te wachten tot Ina haar fiets eindelijk gevonden heeft. Onze extra Skairo-repetitie (zaterdag hebben we de dansvoorstelling & op de opendeurdag mogen we dan nog eens dansen) zit er al een tijdje op, maar wij blijven hangen, zoals gewoonlijk. Wat Iemand daar doet? Die had een inhaaloverhoring en is twee uur op ons blijven wachten. Aww.

"Kijken?" vraagt hij en ik bliksem hem halfdood. "Já. Naar de voorstelling? Misschien? Zo een beetje?" En hij grinnikt, waaruit ik afleid dat hij dat wist. "Zijn er nog kaarten, denk je?" En ik kijk opnieuw boos, want de kaarten zijn bijna uitverkocht. "Dan kom je toch niet", mompel ik teleurgesteld, spring van de bank en loop naar mijn fiets. Ik had het ook vroeger moeten vragen. "Welke kleur hebben die kaarten?" vraagt hij plots als we wegrijden. "Roze", antwoordt Ina in mijn plaats. "Ah", zegt hij nadenkend, "dus die van 't secretariaat ziet mij níet aan voor rozefanaat, maar gaf gewoon kaarten. Ook goed."

Soms kan ik hem liefdevol wurgen.
(Maar na de voorstelling dan.)

woensdag 21 mei 2008

|0077

Upside down.

"Ik ga dit nooit nooit nooit kunnen", zeg ik voor de zevende keer in twee minuten tegen Ina, die met haar ogen rolt. "Jawel, je kan dat wel", zegt ze streng en staat demonstratief op, want het is haar beurt. Ze loopt naar voren, doet vlot haar verhaal en komt terug met een blik die duidelijk: 'Zie je wel'? betekent. "Ja, jíj kan dat", mopper ik, "spreekoefeningen zijn voor jou een godsgeschenk." Vaak slaat ze er maar gewoon wat uit en krijgt nog het maximum van de punten.

En dat moet je kunnen.

Ik overweeg om gewoon op mijn plaats te blijven zitten als het mijn beurt is, maar ik sta toch op en loop, trillend op mijn benen, naar voren. 'Ik haat je', sein ik naar Ina, die bemoedigend knikt. En dan een klopje op de deur. Iemand komt binnen en kijkt verbaasd als hij mij voor de klas ziet staan. We weten allebei hoe graag ik dat doe. "Sst", zegt mevrouw Nederlands met flapperende armen, "wacht tot ze gedaan heeft!" Hij knipoogt en ik mompel iets over jongens die niet in het lokaal naast je moet zitten. En ik doe mijn verhaal - met verspreking en verloren draden enal.

"Hoezo slecht? Je hebt dat góéd gedaan!" roept Ina terwijl hij vraagt of ze de overhead projector mogen gebruiken. Dat mogen ze. "Je deed dat goed zenne", mompelt hij als hij langs me loopt en ik moet zowaar glimlachen. Misschien een beetje dan.

zaterdag 17 mei 2008

|0076

Little more time.

Communicatie bij ons op school - nee, dat lijkt nergens naar. Klagend vertel ik Iemand over ons verschrikkelijke examenrooster, waarbij ons Frans mondeling en geschiedenis op dezelfde dag staan en fysica alleen. Fysica stelt niets voor. Dat vertel ik hem en vervloek de Directie en alles wat erop lijkt. En hij lacht alleen maar. "Je moet daar niet mee lachen", mok ik, "als ik nu buis op één van die twee examens hé, weet je wat er dan gebeurt?" Hij schudt het hoofd.

"Dan zal ik er op het einde van het jaar niet door zijn, moeten zakken van richting en dan zullen ze me thuis haten en buitengooien en dan zal jij mij vergeten en dan zal ik helemaal alleen op straat moeten gaan leven tussen de duiven en de ratten, misschien nog niet eens met duiven, en dan heb ik geen huis, geen diploma, geen vrienden of vriendje en dan ben ik helemaal alleen en een mislukkeling en dus verloren." Ik haal diep adem om verdergaan, om uit te leggen hoe ik dan uiteindelijk zal eindigen als een vrijgelaten regenworm, maar hij legt zijn hand over mijn mond, zwiert me in het rond en knuffelt me.
"Sinds wanneer plaats jij duiven vóór mij?"

maandag 12 mei 2008

|0075

Hold on.

"Ik heb een boek waarvan ik denk dat je het graag zal lezen", zegt Iemand triomfantelijk, alsof hij net een wereldkampioen verslagen heeft. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Iemand vindt er plezier in mij boeken toe te schuiven, en nog meer als ze me bevallen. "Zeg het eens." We liggen in het gras bij hem thuis, ik al schrijvend, hij zijn biologie herhalend. "Het is een cadeautje", zegt hij dan en steekt me een pakje toe. Het is ingepakt met groen papier en een paarse strik. "Waarom?" vraag ik verbouwereerd. "Zal je wel zien", zegt hij raadselachtig en leunt op zijn ellebogen terwijl ik het papier zorgvuldig losmaak. Ik haat het als mensen het papier er zomaar afscheuren.

This is all. The pillow book of Cordelia Kenn. Meer dan 800 pagina's in het Engels. Ik kijk hem aan alsof hij gek is geworden. Hij grijnst breed en geeft me een kus op mijn neus alvorens te zeggen dat ik dat heus wel kan. "Niet. Je bent gek." Ik blader door het boek en bekijk de postkaart die eruit valt. 'Omdat jij maar niet kan stoppen met zeuren over hoe nutteloos je Engels vindt in de middelbare school. En omdat je heel heel lief bent. x.'

"Idioot", mompel ik en sla mijn armen om hem heen.

donderdag 8 mei 2008

|0074

Orpheus.

Over de middag hangen we met zes (Ina, Iemand, E. & L., Ik en een vriend van Iemand) languit op het grasveld. Iemand bekogelt me met grassprietjes, terwijl ik hetzelfde doe met boterbloempjes. Dat zegt veel over ons, neem ik aan. Ina geeuwt luidruchtig en stroopt haar broekspijpen op omdat ze wil dat haar benen bruinen. E. en L. liggen denk ik te slapen. De zon schijnt vriendelijk op ons neer en naast ons zit een groepje zesdejaars-jongens luidruchtig te kaarten.

"Het is veel, véél te mooi weer om naar school te gaan", zegt Iemand slaperig als we onze oorlog opgegeven hebben en ik met mijn hoofd op zijn boekentas lig. "Niet waar", onderbreek ik hem traag en kijk naar de helderblauwe hemel. "Niet waar", herhaal ik, "want als we niet naar school zouden gaan, zouden we dit niet hebben. Kan jij iets fijners bedenken dan over de middag met ons zessen languit in het gras te hangen?" Het groepje zesdes heeft me gehoord en begint dingen op te sommen, maar ik heb geen behoefte aan 'pinten pakken'. "En trouwens", laat ik er nog op volgen, "jouw boekentas ligt fijn." Waarmee ik eigenlijk wil zeggen: Nu zie ik je tenminste elke dag. En: ik zie je gráág.

En daar hebben zélfs de zesdes niet van terug.

dinsdag 6 mei 2008

|0073

Suddenly I see.

"Goeiemorgen!" Doodenthousiast komt Ina naar me toe rennen. Ik glimlach en beantwoord haar begroeting. In elk geval vergeet zij niet dat het week van de Goeiedag is. Ik vertel dat aan Iemand, een beetje op bestraffende toon, want hij gaf alleen maar een kort knikje, alvorens te zeggen dat hij eerst naar de leraarskamer moest want enzovoorts. Hij vraagt of ik nu subtiele hints aan het geven ben en daar moet ik even over nadenken. "Ja", zeg ik uiteindelijk. Hij glimlacht en schokschoudert. Jongens.

O
m vijf na vier rijden Ina en ik samen naar huis. Iemand heeft één of andere vergadering of iets dergelijks en blijft dus langer. Als we langs de zijkant van de school fietsen, zie ik plots een jongen in een beige T-shirt uit het raam hangen. "GOEIEMIDDAG ANNEKE!!" Schreeuwt hij en zwaait met zijn beide armen. En heel even vergeet ik hoe erg ik die bijnaam haat en kan ik alleen maar heel hard lachen en terugzwaaien.

Jongens...

vrijdag 2 mei 2008

|0072

Vrienden van het eerste uur.

Iemand heeft ruzie. Met zijn ouders, zegt hij, maar ik denk dat het zo'n ruzie is die je met de hele wereld voert. Zo dus ook met mij. Hoewel hij mij zelf gebeld heeft, is hij kregelig aan de telefoon en probeert door zo weinig mogelijk te zeggen, toch zoveel mogelijk te zeuren. "Maar wat ís er dan?" vraag ik hem en hij steekt kwaad een verhaal af over de oneerlijkheid en de saaiheid. "En het is hier beginnen regenen ook", foetert hij en ik zie hem al uit het raam staan kijken, vloekend op de arme weergod, die er ook niets mee te maken heeft.

Ik aarzel en zeg dan, slechts gedeeltelijk enthousiast: "Zal ik naar je toe komen?" Hij is een tijdje stil. "Bwa." Ik rol met mijn ogen en voeg eraan toe: "Als ik nu op de trein spring, ben ik over drie kwartier bij je." In gedachten zeg ik ook nog 'zodat ik je eens goed door elkaar kan schudden', maar dat zeg ik niet. "Hoe weet jij dat nu weer", klinkt het nukkig en met opeengeklemde kiezen zeg ik: "Dat heb ik gisteren opgezochten, omdat ik je miste." Heel even wordt hij daar toch wel stil van. "Wel?" Hij gaat overstag, al is het niet van harte. "Het is wel al gestopt met regenen", zegt hij nog, een beetje vergoelijkend.

donderdag 1 mei 2008

|0071

Another suitcase in another hall.

Om kwart voor één 's nachts, omdat je niet kan slapen en aan de overkant nog licht brandt. Als je voor het raam staat met de pen die je zocht in je hand en je afvraagt wat het zo anders maakt. Als je de ramen aan de overkant plots zo gezellig vindt lijken en wil weten hoe dat komt. Als een auto plots veel grotere koplampen lijkt te hebben. Als je niet anders kan dan je afvragen wat hij nu denkt. Als je beseft wat de gemeentemensen deze ochtend aan het doen waren toen ze op smalle ladders in de bomen bengelden.

Zonder straatverlichting is onze straat zoveel mooier.

maandag 28 april 2008

|0070

Orpheus.

Met maar twee dagen les deze week, maakt iedereen al druk plannen voor het komende weekend. Mede voor de twee groepswerken en massa's overhoringen die we hebben, natuurlijk, maar toch. Als we na school naar huis fietsen, vertelt hij dat hij naar zee gaat. "Ah", zeg ik, want dat wist ik niet. Alle ja. Ik wist dat wél, maar ik was het weer vergeten, want ik wóú het niet onthouden. "Rust", grinnikt Ina. Iemand steekt zijn tong uit (jawel, dat is bijna 18) en zegt dat ten minste één persoon hem zal missen. In elk geval hoort daar ook nog ergens tussen.

"Wie dan?" vraag ik onschuldig en schokschouder op zijn jij. "Wie zegt dat?" Hij zucht. "Jij mist me al als in me even omdraai om een wolk te bekijken, omdat je bang bent dat ik erop zal klimmen om je voor altijd te verlaten." ('t Is een waar poëtisch talent, zo blijkt).

"Dat is helemaal niet waar", protesteer ik.
En daarna: "Ik mis je al veel eerder dan dat."

zaterdag 26 april 2008

|0069

Over & weer.

Vorige week had ik een Vormingsdag over 'Relatievorming en seksualiteit' op de Schakel (die ik trouwens nog gevonden heb, raar maar waar), deze week moesten we om kwart voor zes op de bus naar Dover zitten. Om half twaalf, twaalf uur 's nachts zouden we dan terug thuis zijn van het immer zonnige kuch en heel fijne en zeker niet saaie Canterbury.

Eerlijk gezegd, ik vond er niet veel aan. De Engelsen die we moesten interviewen, waren allemaal veel te gehaast of afzonderlijk (met als gevolg dat de rally niet al te rap vooruitging) en de opdrachten die we moesten maken liepen letterlijk onder water. Ik ga echt geen foto's staan trekken in de gietende regen dankuwel.

Zeven en een half uur onderweg zijn om zes uur ergens te zijn - één keer maar niet opnieuw. Nah.

woensdag 23 april 2008

|0068

Accidentally in love.

(Dan houden we het op Iemand. Zijn klachten zijn voor jullie ;-))

Ik dacht aan onze vervangster voor wiskunde, van wie we al twee weken geen les meer gehad hebben, omdat ze ziek is, en die al een maand en een half op school is. We hebben haar al vier keer gezien, denk ik. Ik vroeg me af hoe ziek ze was - en bladerde door mijn map wiskunde om de oefening die twee weken geleden af moest zijn te maken. Sinussen zijn mijn sterkste kant niet. Wiskunde is mijn sterkste kant niet.

"Je bent gek dat je dat maakt", zegt Ina voor ze de oefening begint uit te leggen. Ze voegt er nog aan toe dat ik beter mijn Latijnse woordjes zou maken. Dat heb ik al in ons uur studie gedaan. Iemand komt erbij zitten en vraagt zich af waar we zo moeilijk over doen. "Jou, als je niet oppast", mompelt Ina en worstelt met het verschil tussen de Overstaande en Aanliggende Rechthoekszijde. (Wie verzínt zoiets ook?!) "Daag", is zijn antwoord en hij gaat weer weg.

Een halve minuut later een zacht getril in mijn broekzak. [AB] is de aanliggende en [BC] is de overstaande zijde. Tot straks x

maandag 21 april 2008

|0067

Iemand leest Wolkenmeisje. Puur toeval, natuurlijk. Ik vraag hem of ik mijn mails mag checken op de computer bij hem Thuis en hij zegt dat dat mag. In die mails staat dat Wolkenmeisje een reactie heeft gehad. Eerst is zijn vraag 'wie' is Wolkenmeisje. "Ik", zeg ik en wil er niet op ingaan. "Hoezo jij?" In drie en een halve zin leg ik hem uit wat het is, dan vraagt hij of hij het mag lezen. Ik hoef vast niet uit te leggen dat ik twijfel.

Ik zeg hem te wachten tot ik weg ben en ontwijk het onderwerp tot ik naar huis moet en hij er nog iets over zegt. In negeren ben ik nooit goed geweest. En stiekem wil ik natuurlijk wel weten wat hij ervan vindt. Ik zeg hem dat hij maar niet te diep in het archief moet gaan graven.

Om kwart voor tien nog een sms'je. Van hem, natuurlijk. Voor de rest stuurt niemand mij om kwart voor tien nog sms'jes. Ina slaapt dan al een half uur en niemand werkt om kwart voor tien nog aan zijn huiswerk. (Nuja, dat doet men wel, maar dan stelt men geen vragen meer.) Hij vraagt of hij geen ander pseudoniem krijgt. 't Lief of zo.

Dus bij deze presenteer ik u: 't Lief, mijn vriendje. 17 jaar, jarig in juni (de 14e, net zoals ik dat in februari ben) en gek van de Chiro. En van mij, zegt hij.

Liever gaat ge ze niet vinden.

zondag 20 april 2008

|0066

Fairytale.

Oei. Voor Fee en alle anderen die het niet begrepen: Vormingsdagen zijn gelijk aan bezinningsdagen. Klasgroepdagen. Weet ik veel hoe andere scholen dat noemen, bij ons heet het Vormingsdag of Terugkomdag, omdat we er in november ook al twee gehad hebben, al lijkt dat nog maar net geleden.

De Schakel is het jeugdbewegingslokaal van Nieuwkerken en daar gingen die Vormingsdagen dus door. Volgende week ga ik dan naar Canterbury, en het deel dat dat deze week gedaan heeft, gaat dan naar Nieuwkerken. Nieuwkerken versus Engeland, of het echt te vergelijken valt, daar spreken we niet over.

donderdag 17 april 2008

|0065

Orpheus.

Ik klaag tegen Iemand, zeg dat ik geen zin heb in de Vormingsdag (aka terugkomdag aka de-ene-helft-want-volgende-week-draait-dat-dan-om-en-gaan-we-naar-Canterbury). Op zich heb ik trouwens niets tegen Vormingsdagen. Integendeel. Alleen nu niet. Gewoon. Nu ga ik liever naar school, want de zon schoont en dan moet ik morgen mijn weg naar De Schakel zien te vinden (wat voor een beest is in godsnaam! De "Heihoekstraat"? Wie verzínt zoiets?) en ik weet al dat dat niet gaat lukken. Waarschijnlijk zal ik het juist hebben tot de eerste bocht, daarna verkeerd rijden en uiteraard in het midden van de snelweg terechtkomen, waarna ik omver gereden word en met driehonderd breuken in een stinkend ziekenhuisbed terechtkom. Dat zei ik tegen Iemand en hij knikte.

Ik heb er maar niet aan toegevoegd dat hij niet moest knikken, maar moest zeggen dat het niet zo zou zijn en daarna de weg naar De Schakel moest uitleggen. Ten slotte woont hij daar niet zo héél ver van. In plaats daarvan trekken Ina en ik onze jas uit, want het is móói weer. En ik vraag hem dan toch hoe ik aan De Schakel geraak, want morgen om half negen moet ik daar wel staan. Ik snap er geen woord van als hij het begint uit te leggen, maar luister geduldig. Ina zegt dat we wel samen zullen rijden en ik ga opgelucht akkoord.

(En ik denk aan de keer dat Ina en ik naar 't dorp van Nieuwkerken moesten en in een klein wegeltje uitkwamen - misschien moet ik op de kaart vanavond toch maar eens kijken of er een snelweg in de buurt van de Schakel ligt.)

maandag 14 april 2008

|0064

Hold on to. (You?)

Ik weet wel. Ik weet wel dat, hoewel vele missmeisjes zich dat voornemen, er nog steeds géén wereldvrede is en dat ik dat zou moeten anders willen. Ik weet wel dat er overal, over de hele wereld, héél veel mensen vergaan van de honger en ik voor al die kleine kindjes een beter leven zou moeten willen. Ik weet wel dat Bush nog steeds president is en dat dat fouten zijn. Ik weet wel dat de wereld nog steeds opwarmt en we er met z'n allen iets aan zouden moeten doen en ik wéét dat er zelfs op onze school mensen rondlopen die een ander leven verdienen.

Ik weet wel dat er zoveel vluchtelingen zijn en mensen zonder een warme thuis. Dat er vrouwen mishandeld, verkocht en onderdrukt worden, dat zelfs mannen slachtoffer worden zijn van huiselijk geweld. En ik weet ook dat de campagnes van het WWF en Unicef niet voor de schoon ogen van Martine Tanghe zijn (al heb ik op die haar ogen eigenlijk nog nooit gelet) en ik weet dat de Zwerfvuilactie van onze Chiro in november/december zeer waarschijnlijk maar een druppel op de hete plaat was.

En toch, tóch kan ik het niet opbrengen iets anders te wensen dan zon. Lente. Want ik word er gewoon gelukkig van.

Maar nu ik dit zo allemaal getypt heb, voel 'k me toch maar schuldig.

vrijdag 11 april 2008

|0063

Walking way.

Na vandaag geen goed woord meer voor de honderd dagen. Echt, ik zweer het. Ik ben de ketchup en de eieren nog uit mijn haar aan 't wassen en de geur die aan de leerkrachtenkamer hangt, die wilt ge niet kennen. Ik vraag mij af hoe ze aan die mest gekomen zijn. Dat breng je niet zomaar in een zakje mee naar school - zoiets is gepland en georganiseerd. Maar goed, 'k ging daar dus niets over zeggen.(*)(**)


(*)Oké, nog een paar woordjes dan: Ik vind het verschrikkelijk, laag, zielig, achterbaks en VERACHTELIJK wat die klootzakskes van 't zesde gedaan hebben. Zeg dat ik het u gezegd heb.


Maar de zon scheen vandaag wel even en dat maakte wel iets goed. 't Concert viel trouwens wel mee. Maar ja.

(**)Voor zij die er echt echt echt echt echt niet aan uit kunnen: Ann zit inderdaad op dezelfde school als 't meisje dat haar verzonnen heeft. :-)

donderdag 10 april 2008

|0062

Walk away.

Morgen zijn het de honderd dagen. Dat wil zeggen, op onze school toch. Blijkbaar zijn er scholen waar ze zo verstandig zijn geweest X-mos te vieren en er gewoon een show van te maken. Hier is er een (meestal slecht - in het 1e was het verschrikkelijk en vorig jaar zijn we zelfs niet gaan kijken) concert over de middag. Plus dat er natuurlijk gesmeten kan worden 's morgens.

Ik heb niets tegen 100dagen. Totáál niet. Zélfs niet als dat wil zeggen dat mijn vriendje over 100dagen dus afgestudeerd zal zijn en naar de unief kan. Misschien een beetje. Maar met bloem in je ogen en eieren op je voorhoofd (en als je pech hebt nog een tomaat in je jaszak ook) op school komen - daar zie ik de lol niet van in. Die 100dagen, ze kunnen me gestólen worden.

(En elke zesdejaar die het morgen nog maar waagt een ei naar me te richten, krijgt mijn POmap in zijn oog. Ge zijt gewaarschuwd.*)

*Voor enkele mensen wordt natuurlijk een uitzondering gemaakt. Maar zelfs dan - pas toch maar op.

woensdag 9 april 2008

|0062

Make believe.

Ina springt hyperactief op en neer en wappert met haar handen. Iemand kijkt haar aan alsof ze zonet gezegd heeft dat ze vier olifanten heeft zien paardrijden, ik kijk (hopelijk) alleen maar verbaasd. Ik bedoel - ik weet natuurlijk wel dat ze jarig is vandaag, ze heeft haar cadeau ondertussen al gekregen, samen met de drie kussen dat daar natuurlijk bijhoren, maar ik snap haar enthousiasme niet echt.

"Snap dat dan!" roept ze ongeduldig en maakt nog een sprongetje. "Snap wat?" Iemand begrijpt er blijkbaar nog minder van dan ik. Glimlach. Ina maakt een ongeduldig gebaar. "Ik ben vijftien", legt ze dan kalm uit, "dat wil dus zeggen dat....?" Ze kijkt ons afwachtend aan, maar helaas weten we geen van beiden het juiste antwoord. "Dat wil zeggen dat vanaf nu, als je dat optelt, zes jaar ben!" Ze springt opnieuw op en neer. Ik staar haar aan. "Dus?" Ze zucht. "Zes is een moooooooi getal!"

En dan zijn er nóg mensen die zich afvragen waarom wij vriendinnen zijn. Ik bedoel maar.
(Maar stiekem is 8 wel mooier.)

maandag 7 april 2008

|0061

Stepping stone.

Met kou tot achter onze oren en verder, liepen we rondjes over het speelplein. Ik heb geen hekel aan LO, totaal niet. Ik houd er alleen niet van. Ik zie het nut van "in koude temperaturen rondjes rennen en hopen dat je niets breekt en kunt blijven ademen tot je eindelijk mag stoppen, waarna je een kwartier nodig hebt om te recuperen zonder een druppel water binnen handbereik" ook echt niet in. Dat bedacht ik, toen ik aan mijn derde rondje bezig was. Onnodig te zeggen dat ik toen al moe was. Onnodig te zeggen dat ik er ook nog heel wat te gaan had.

Bij het zesde rondje besloot ik dat ik niet meer kon. Ik zou er nog minstens drie moeten lopen en overwoog met mijn armen te gaan flapperen, in een poging op te stijgen en weg te kunnen vliegen. De slaagkans van die actie leek me echter zeer klein, daarom deed ik het niet. Na die gedachtegang had ik wel het achtste rondje bereikt, dat was dan toch ook al iets. Bij acht en een half zag ik een blauwe T-shirt aan een raam en toen ik beter keek, zag ik dat Iemand daar zat. Ik zwaaide naar hem, denkend dat hij het toch niet zag. Hij zwaaide met zijn vingertoppen vlak boven het raam en stak ongezien zijn duim op.

Ik rende elf rondjes.

zondag 6 april 2008

|0060

Alles is liefde.

Ik beloof u dat ik hier binnenkort nog eens een lang berichtje achterlaat. Dat zal dan een bericht zijn in plaats van een berichtje, maar detail. Voor het moment (meer dan één moment) heb ik het te druk met verhalen uit mijn vriendje (klinkt dát nu eens niet geweldig?) en beste vriendin sleuren.

Tot nu toe gaat het over schildpadden en zakkenrollers.
(Ze hebben niets met elkaar te maken)

woensdag 2 april 2008

|0059

Alles is liefde.

Daarnet ontdekte ik heel diep in mijn instellingen dat jullie helemaal niet kunnen reageren. Vergeef mij die verschrikkelijke fout - ik heb het meteen rechtgezet en als blogger een beetje braaf is, kunnen jullie nu allemaal zeggen wat jullie denken. Indien niet, verwijs ik u door naar mijn zeer geweldige persoonlijke secretaresse (aka mijn mailbox), altijd te bereiken op ann punt wolkenmeisje at hotmail punt com.

En uiteraard verwacht ik dat jullie dat commentvakje nu meteen gaan uitproberen. Dank bij voorbaat.

zondag 30 maart 2008

|0058

If I never knew you.

Ik ga niet naar de Chiro vandaag. In plaats daarvan sluit ik me met een boek op in mijn kamer en kom er pas uit als ik de laatste pagina vier keer herlezen heb. Daar dient de vakantie voor, voor dat nietsdoen. Al valt lezen niet onder nietsdoen, maar dat terzijde. Iemand stuurt een kort sms'je om te vertellen hoe het gaat in Italië en ik kan niet anders dan hem missen.

donderdag 27 maart 2008

|0057

With a little bit of luck.

Met een witte muts op mijn hoofd, loop ik met een vriendin over het Stationsplein. Met een muts, want het is, gezien de datum, veel kouder dan het zou mogen zijn en de weergoden hebben ook duidelijk geen zin daar iets aan te veranderen. Dus dan maar een muts. "Zou je een paashaas willen zijn?" vraag ik aan Vriendin, die verbaasd knippert, maar dan beseft dat ze tegen mij praat en zo'n vragen dus heel normaal zijn. "Een paashaas", herhaalt ze en moet er even over nadenken. Ik wacht geduldig, tot ze zegt: "Neen, ik denk het niet." Ik vraag waarom niet, maar we komen iemand tegen die we kennen en ik vergeet erop terug te komen. Jammer, want ik had het graag geweten.

Ik zou wel een paashaas willen zijn, denk ik. Een paashazin dan, of zo, al klopt dat woord niet. Toch als dat is zoals het in kinderboeken wordt voorgesteld; wonen in een groot, geverfd ei en een heel jaar vakantie, alleen eieren moeten verven en één week in het jaar rondbrengen. Ja, dat zie ik nog wel zitten. Maar als ik volgend jaar mijn keuze moet maken tussen Latijn-Wiskunde, -Wetenschappen en -Moderne Talen, zullen ze op de vraag welke richting ik moet kiezen om Paashazin te worden, waarschijnlijk wel niet kunnen antwoorden.

dinsdag 25 maart 2008

|0056

Jij die me redden wou.

Paasvakantie. Logischerwijze doet dat denken aan nietsdoen, luieren, paaseieren eten, door de zon lopen in een zomerrokje (of een kortere broek, voor de mannelijke lezers onder ons), nog meer nietsdoen en heel af en toe ook een beetje huiswerk maken. Natuurlijk dat laatste in een te verwaarlozen mate - dat is logisch en evenwel geweten. Ik heb nooit veel gehad met de paasvakantie. De dicht bij het einde van het schooljaar en te ver van het echte er-bijna-zijn. Het gevoel dat iets gaat eindigen, maar weten dat het nog een tijdje zal duren, ik houd daar niet van. Van paaseieren uiteraard wel. Liefst witte. (Van witte paaseieren is warme chocolademelk maken niet zo lekker, dus dan hoef ik niet bang te zijn dat Zus ze inpikt omdat ze dorst heeft. Witte chocoladeeieren mag ik allemaal opeten, van de eerste tot de laatste).

Ik vind de paasvakantie een periode van wachten. Wachten op Iemand, die op vakantie is, wachten op de Paashaas, wachten op de wederopstanding van een menselijke god etc. Het is een vakantie die ik liever zou overslaan - moest het uiteraard geen vakantie zijn. In plaats daarvan speel ik paashaas voor mijn kleine familieleden, eet witte paaseieren en schrijf brieven naar mensen die ik pas zal versturen als ze thuis zijn. De ene vanuit Italië, de ander vanuit Frankrijk. Maar ik schrijf wel gewoon in het Nederlands - ík blijf tenslotte thuis.

maandag 24 maart 2008

|0055

One sweet love.

Het laatste lesuur voor de paasvakantie hadden wij PO en logischerwijze hebben we daar niets anders gedaan dan gepraat, gelachen en nog meer gepraat. Toen de lerares ons een prettige vakantie wenste, was ze waarschijnlijk gewoon blij dat we weg waren. En wij waren nog veel blijer eens we de schoolpoort doorliepen en luidkeels iedereen een fijne vakantie wensten. De eerste vrijdag na de paasvakantie is het 100dagen, maar vandaag hoeft daar (nog) niet aan gedacht te worden. Godzijdank.

Zaterdagavond sneeuwt het. Ik sta vol verbazing voor mijn slaapkamerraam en kijk met een grote grijns op mijn gezicht naar de witte vlokken die op de grond af dwarrelen. Sneeuw is iets mooi. Bijna euforisch vraag ik hem via een tekstbericht of het bij hem ook sneeuwt en zijn antwoord is ja. Opgetogen vertel ik hoe mooi het bij ons is en blijf maar uit het raam staren, sneeuwvlokken volgen en de straat door kijken.

Ik wil niet gaan slapen, ik wil naar de sneeuw blijven kijken en ik laat mijn gordijnen open, terwijl ik in mijn bed in een schrift lig te krabbelen en om de zoveel tijd bedenk dat we dit op Kerstmis hadden moeten hebben. Maar het maakt niet uit. Pasen is ook een mooi moment om te sneeuwen. Misschien hebben de weergoden onze gebeden eindelijk gehoord en zijn ze herrezen uit hun warme dood. (Het ís er tenslotte de tijd van het jaar voor.)

donderdag 20 maart 2008

|0054

Tell her.

Zeven lesuren lang probeerde ik te luisteren naar leerkrachten, waarvan de meesten lesgaven met een air van 'Ik weet dat het de voorlaatste dag voor de paasvakantie is en ik heb ook geen zin hier te staan, maar luister nu maar gewoon.' Erg bevorderlijk voor je concentratievermogen is dat natuurlijk niet. De mensen die het geld kwamen ophalen voor de sponsortocht, hadden dat beter tijdens het derde lesuur gedaan. Dan was het tenminste nog een welkome afwisseling geweest.

Zeven lesuren lang probeerde ik te luisteren naar mijn klasgenoten, die vrolijk babbelden over dingen waar ik niets van begreep. Zelfs Ina probeerde niet meer te volgen, want het verhaal was te lang en te ingewikkeld. Dat krijg je met roddels. Na vier lesuren was er eindelijk een adempauze van een uur en een kwartier, daarna ging het van Latijn naar wiskunde, dus van kwaad naar erger. Ik wou vakantie en wel nu.

Zeven lesuren lang zat ik ongeduldig te wachten op de bel die het einde van het lesuur zou aankondigen en het was elke keer een opluchting. Om vijf na vier haalde ik mijn fiets zo snel mogelijk uit het rek en spurtte samen met Ina weg van school. Ik begreep waarom mensen zingen in de regen en dat vertelde ik Iemand. Hij schoot alleen maar in de lach. Hij had van mij ook wel mogen zingen, maar misschien doen jongens dat niet zo graag.

woensdag 19 maart 2008

|0053

Come Around Soon.

Ik leef nog. Voor een volledige negenennegentig percent (de andere bleef steken tussen mijn examen wiskunde, denk ik.). En ik ben terug. Denk ik. Ook voor een volledige negenennegentig percent, misschien zelfs meer. Vandaag liep ik voor het goede doel een groot aantal kilometers. Met school, uiteraard. Er zijn veel scholen die zoiets verzinnen, maar met de onze vind ik het toch altijd wel fijn. (Strikt genomen kan ik niet vergelijken, maar dat is strikt en vandaag mag het allemaal wel wat losser.). Het was in het thema van '2015, de tijd loopt', er liepen mensen van de laatste jaren rond met een T-shirt met een klok op en wij moesten een AIDS-spel spelen. Wat uiteraard heel educatief is en zo.

Maar de zon scheen. De zon scheen, de modder zorgde alleen voor lachsalvo's (de meisjes voor ons waren lachwekkend. Op zijn minst), de opdracht die we moesten maken liepen we voorbij en we huppelden om het smalle padje. Hand in hand. Op school kregen we soep of water en er stond een grote wekker die vertelde dat ook de tijd van de directeur liep. We lachten er eens mee. We hebben veel gelachen vandaag. Maar de zon scheen, de paar regendruppels droogden even snel als ze vielen en vijftien kilometer weg brandde er een klein lichtje in mijn hoofd.

Wie zou daar niet blij van worden?

woensdag 27 februari 2008

|0052

Mooi als je lacht.

Om mijn naam waar te maken, kijk ik vandaag naar de wolken in plaats van mijn overhoring wiskunde te leren. Ze maken figuren die ik niet kan herkennen en al snel dwalen mijn gedachten af naar de jongen wiens rechterhand ik vandaag weer mocht vasthouden. Neen, wiskunde. Streng vermenigvuldig ik x met y en blijf maar het verkeerde uitkomen. Gefrustreerd sla ik op mijn map en vraag per sms aan Ina hoe zij dat doet. En als ik dan toch bezig ben, stuur ik ook maar meteen iets naar hem. Ik vind je lief is zijn antwoord. Koppig zeg ik tegen mezelf dat dat veel te zeemzoet is en leer verder, slaag er uiteindelijk zelfs in x en y aan elkaar te koppelen. Braaf.

Met het uiteinde van mijn pen tokkel ik op de rand van mijn map en zing zacht mee met de muziek die opstaat. Els De Schepper. Het raam van mijn kamer staat open, ook al is het daar eigenlijk wel een beetje koud voor en terwijl ik mijn les opzeg ga ik er voor staan, omdat de wind dan in mijn gezicht waait en dat fijner is. Ik weet het ook niet, sms't Ina terug, het is gewoon een strikvraag. Ik grinnik en antwoord dat ik het al gevonden heb. Trots kijk ik naar buiten, naar de overkant, waar zoals elke woensdagmiddag een meisje aan de bushalte afstapt. Er loopt een jongen bij haar dit keer en ze lachen. Meteen moet ik aan hem denken en ik lach als ik het geluidje van mijn gsm hoor. Ik vind je nog stééds lief. Ik bedenk dat ik zijn naam in mijn contactpersonen nog moet veranderen van Niemand naar Iemand.

donderdag 21 februari 2008

|0051

't Smidje.

"Hé", zegt hij als hij me ziet en maakt zich los van zijn vrienden. Hier heb ik twee dagen moed voor bij elkaar moeten rapen. "Ik moet je spreken", zeg ik met trillende stem als we eigenlijk al lang apart staan. "Ga je gang", is zijn laconieke antwoord en heel even kan ik hem wel wurgen, maar ik slik en stop mijn handen in mijn broekzakken om niet te laten zien hoe erg ze trillen. "Ik... Heb nagedacht", begin ik en negeer zijn: "Ja, natuurlijk, jij zal eens níet nadenken." In plaats van erop te antwoorden wring ik mijn handen toch in elkaar en staar naar mijn tenen. "Ik vind je ook nog steeds lief", piep ik eindelijk.

Het hoge woord is eruit. Voor een fractie van een seconde daalt er een vreemde kalmte over mij heen, kan ik weer diep ademhalen en is mijn hoofd leeg, zie ik alle kleuren van de regenboog op de achtergrond en draait hij eventjes een cirkeltje. Een fractie van een seconde, daarna wordt alles weer scherp en kan ik alleen nog maar bang zijn voor zijn antwoord, zo erg dat ik er misselijk van word en mijn handen het liefst weg zou gooien. Hij lijkt te wachten of er meer zou komen en zucht wanneer duidelijk wordt dat ik uitgepraat ben. Hij glimlacht en knikt langzaam. "Ja. Dat hoopte ik al."

Jij en ik tegen de wereld, denk ik en vraag me af of ik nu een enorme fout maak.

dinsdag 19 februari 2008

|0050

Better.

Maar hoe doe je dat? Hoe vraag je aan iemand hóé lief hij je vindt en op welke manier? Ik vraag het me af, terwijl ik door onze lange gang loop en hem ontwijk met mijn blik, ook al moet hij langs mij heen. Straks zal ik boos tegen Ina zeggen dat hij me negeert. (Hij negeert me niet; hij zegt zelfs Dag Ann, maar ik weet niet wat te doen en struikel alleen maar bijna over mijn voeten. Zijn vrienden lachen en ik ben al twee gangen verder.) Hoe vraag je wat iemand nu eigenlijk van je denkt, als je bang bent voor het antwoord?

"Je angst is ongegrond", zegt ze, "hij zei dat hij je lief vindt, hij heeft genoeg hints gegeven. Nu moet je gewoon zelfs springen en dan kom je uiteindelijk wel terecht." Ik schokschouder en zeg dat ik dat nog niet zo weet. Ze zegt dat zij dat wel doet. "En Sara dan?" probeer ik haar te slim af te zijn. Bij wijze van antwoord wijst Ina naar de andere kant van de speelplaats, waar Sara met iemdereen behalve met Niemand praat (zelfs niet eens met kleine 'n'). Ze zwaaide niet toen ze ons gisteren voorbijreed, zelfs niet toen Ina 'Dag Sara' riep. Dat vertelt ze me nu allemaal opnieuw, omdat ze vindt dat dat bewijsmateriaal is en dergelijke meer. Het zal wel.

"Dag Ann!" roept hij opnieuw na de laatste speeltijd en ik grijns, dit keer zonder te vallen. Zijn vrienden lachen nog steeds, maar kom. Van lachen wordt men gelukkig.

zondag 17 februari 2008

|0049

Suddenly I see.

Ik wou eigenlijk niet eens gaan. Mijn eerste gedachte toen ik opstond, was dat ik deze week misschien maar eens niet naar de Chiro moest gaan, maar gewoon moest thuisblijven en een hele dag alles en niets doen (meer niets dan alles, waarschijnlijk). Ik ging toch. Eigenlijk had ik geen zin in het dorpsspel dat we gingen spelen, vooral niet toen bleek dat ik samen met hem zou moeten samenwerken en er echt geen ontkomen aan was. Ik deed het toch. En eigenlijk, eigenlijk, was ik helemaal niet van plan hem zoiets te vragen. Te zeggen. En toch. Ik deed het toch.

"Zou je me opnieuw achterlaten?" Hij keek op van het plannetje dat hij aan het bestuderen was geweest. Ik stond een meter van hem, met mijn handen in de zakken van mijn Chirorokje en de mouwen van mijn hemd half opgerold (maar wel met een trui eronder, uiteraard). Mijn beenwarmers konden mijn benen niet echt verwarmen, net zoals mijn bergschoenen dat niet met mijn voeten konden, maar eigenlijk had ik er op dat moment geen last van. Misschien was ik te zenuwachtig. Misschien wou ik gewoon te graag weten wat hij zei of misschien weet ik het gewoon niet meer volledig, dat zou ook al kunnen. Ik zocht zijn blik en bloosde, bestudeerde de toppen van mijn schoenen en keek hem dan toch maar weer aan.

Hij haalde zijn schouders op. "Achterlaten." Het kwam er een beetje cynisch uit en ik begreep dat we het daar nog steeds niet over eens waren. Was het dan, zou het dan? Ik maakte aanstalten om verder te lopen en draaide me pas om toen bleek dat hij écht niet zou volgen, want hij bleef gewoon staan aan het kleine kapelletje en meldde droog dat het wel de andere kant op was. Ik maakte een gebaar zonder betekenis. Hij zuchtte en stak de kaart in zijn broekzak, opende zijn onderarmen, alsof hij een 'oke dan'-gebaar maakte. "Ik weet het ook niet", zei hij toen, "je maakt het me niet gemakkelijk." Vooraleer ik daar verontwaardigd op kan reageren, heeft hij al gezegd dat het misschien het proberen wel waard is. "Maar...", begin ik wanhopig, wapper met mijn armen en struikel over mijn woorden als ik zeg dat ik bang was. Ben.

Ik huil als hij zegt dat hij dat ook is.
Ik huil als ik zeg dat ik wou dat het anders was.
Hij lacht als hij zegt dat hij me nog steeds lief vindt.

woensdag 13 februari 2008

|0048

California.

Elke woensdag zit er op de bus een meisje met rode schoenen.
Ze loopt naar de bus en slaat klappertandend haar armen om zichzelf heen. Gisteren was het verdorie nog zo'n mooi weer en nu slingeren er hele lage mist door de straten, bijten venijnig in haar tenen en haar vingers. Misschien waren die rode schoenen vandaag toch niet zo'n goed idee. Ze lacht het maar weg en wacht geduldig tot haar bus komt. De koude snijdt scherp door haar lichaam, maar na enkele minuten zit ze al in de behaaglijke warmte van de bus. Als ze een bril droeg zouden de glazen vast aandampen, bedenkt ze als ze op haar plaatsje gaat zetten en haar tas naast zich zet om te voorkomen dat iemand anders naast haar zou komen zitten.

Ze wrijft met haar handen langs haar enkels en de bovenkant van haar voeten in een poging ze toch een beetje op te warmen. Het helpt niet, ze krijgt er alleen maar koude vingers van, dus houdt ze ermee op en kijkt uit het raam om te zien aan welke halte ze al zijn. De zesde. Ze tikt onbewust op de grond en glijdt met haar vinger langs de kant van het raam, tot ze het doorkrijgt en ermee ophoudt. Zeven. Ze denkt aan de keren dat hij al voor haar op de bus zat. Acht. Haar gedachten dwalen af naar de keren dat hij nog niet eens wist wie ze was. Negen. Als vanzelf zoekt met haar ogen de bushalte af en haar gezicht klaart op als ze hem ziet, net zoals altijd.

Hij komt naast haar zitten, ze zegt hoi en buigt zich naar hem toe om hem een kus op zijn wang te geven. Hij lijkt verbaasd, maar blijft zitten. Ze begint vrolijk te praten, vraagt hem hoe hij het vond zaterdag (ze spreekt zichzelf al een paar dagen moed in om die vraag te durven stellen, maar dat weet hij natuurlijk niet). Verbaasd kijkt hij haar aan, lacht dan breed, zegt dat hij het heel fijn vond en dat het zeker voor herhaling vatbaar was. Ze voelt het bloed naar haar wangen stijgen en grijnst. Hij vraagt of ze het niet koud heeft met die schoenen en ze schudt haar hoofd, ook al bevriest ze zowat. En ze kan het niet nalaten te glimlachen als hij zegt dat hij haar niet gelooft. 'ik vind je lief', denkt ze stil bij zichzelf.

Ze lacht nog steeds als ze naar huis loopt en naar hem zwaait. Het komt goed. Dat gelooft ze en dat weet ze. De ijspegels op haar voeten niet meegerekend, was het dat nu al.

maandag 11 februari 2008

|0047

You can't hurry love.

"Als ik nog één Valantijnshart zie, ga ik gillen. En ik meen het." Ik zeg het tegen Ina tussen het derde en het vierde lesuur, terwijl zij haar notities voor onze overhoring naleest. Dat de eerste dag na de vakantie op onze school geen overhoringen gegeven mogen worden, daar hebben onze leerkrachten weinig boodschap aan. Ze doen het gewoon tóch. "Wacht tot hij voor je neus staat met een kaartje", zegt ze afwezig en ik maak een geluid dat de gemiddelde gnoe me nog niet kan nadoen. Ze kijkt verstoord op. "En wat moest dát voorstellen?" Een sarcastisch geluid natuurlijk. Dat leek mij toch wel duidelijk. Ze wil erop ingaan, maar de leerkracht komt binnen en we laten het maar zoals het was.

Op weg naar huis, met Sara aan onze zijde, wijst ze subtiel naar de versierde etalage van het naaiwinkeltje op de hoek. "Neehee", mopper ik. "Wat is er Ann?" vraagt Sara verbaasd. Gezien ik haar nog steeds haat, zeg ik niks en gebaar alleen maar naar het winkeltje. Ina vraagt opeens hoe Sara de film die ze met Niemand was gaan kijken nu eigenlijk vond. Ik kan haar wel afschieten en wil haar tegelijk eigenlijk knuffelen. Ik moet zelf toch eens dringend vragen gaan leren beginnen stellen.

"Goed, goed", zegt ze ontwijkend. "Alleen maar goed?" Ina veinst een teleurgesteld gezicht en ik begin iets sneller te fietsen, want dit hoef ik echt niet te horen. "Wel, neen, hij had afgebeld", zegt ze dan, "er was iets met zijn nichtje, of zoiets." Ik bijt op mijn lip en kijk naar ons Stationsplein, waar alle winkels versierd zijn met hartjes. Ergens is het toch wel een beetje mooi, ja.

zaterdag 9 februari 2008

|0046

Move this mountain.

Ina komt vandaag terug, dus sta ik vroeger op dan anders en word stiekem kwaad op mezelf omdat ik vind dat ik me de hele week nutteloos gedragen heb, al heb ik heel wat dingen die ik wou slash moest doen gedaan. Maar Ina komt terug, dus stuur ik weer sms'jes naar haar om te vragen waar ze al is en om hoe laat ze thuis zal zijn. Rond half elf vraagt hij mij of ik weet wanneer zij thuis komt. Ik sta er eventjes naar te staren, alsof ik het niet echt begrijp, frons mijn wenkbrauwen en geef dan antwoord.

Familiebezoek kan zo saai zijn, vooral als je op telefoon van je beste vriendin wacht. "Ann, pakt gij eens op", vraagt mama als het toestel eindelijk begint te rinkelen en voor Broer of Zus hun grote teen nog maar hebben kunnen bewegen, heb ik het al in mijn handen."Met Vereecken, met wie spreek ik alsjeblieft?" Ze begint te lachen en ik herken haar meteen. Natuurlijk. Ze begint verhalen te vertellen over skipistes, knappe jongens en hoe ze me gemist heeft. "Heb je hem nog gesproken?" vraagt ze dan en ik rol met mijn ogen. Dat onderwerp ben ik ondertussen wel al beu.

"Neen." Ze is even stil. "Ga je dat nog doen?" Ik glijd met mijn vingernagel langs de rand van een vloertegel (ik zit op de grond in de badkamer, met mijn rug tegen de badrand). "Neen." Er valt een lange stilte, dan zucht ze. "Ach, je moet het ook zelf maar weten." Groot gelijk, zeg ik haar en we babbelen tot ze op moet hangen omdat ze nog wat andere mensen moet bellen. Ik weet dat hij daar ook bij hoort, bij die 'anderen', en vraag haar hem de groeten te doen. Ze zegt dat ze dat zal doen. Als mijn grootmoeder me vraagt of ik nu nog altijd geen vriendje heb (néén!), begint mijn gsm lawaai te maken. Hij. Groeten terug. x.

donderdag 7 februari 2008

|0045

Some hearts.

"Wacht eventjes, Ann, ik ben aan het eten." Ongeduldig wacht ik tot Ina zich een weg naar buiten gewerkt heeft en dan eindelijk met me kan praten. "Trouwens, je belt naar het buitenland." Ik zeg dat ik het weet, dat het juist daarom is dat ik voort wil maken. Ze vraagt wat er is en in een half minuut tijd, haast zonder adem te halen en spaties te gebruiken, gooi ik het hele verhaal eruit en dat hij zo vriendelijk was en dat ik nu niet weet wat ik moet doen en dat hij Sara misschien tóch veel leuker vindt en... Ze onderbreekt me midden in mijn monoloog. "Ann?" Ik zwijg verbaasd. "Bel hem." Ik protesteer. "Ann, ik meen het, bel hem, mail hem, schrijf hem, ga naar hem toe, het maakt niet uit, maar doe iets. Vraag hem wat hij vindt en laat hem daarna los. Of net niet."

Wat heb ik nu aan zó'n advies. Ik wil gewoon horen dat hij wel voor mij zal kiezen, uiteindelijk, dat ze daar zeker van is en dat hij ook niet echt een andere keus heeft. Voor de rest maakt het me niet uit. Ze zucht. "Van tegen mij te zeuren over hoe verward je wel niet bent en te vragen of hij je volgens mij wel leuk vindt, Ann, daar ga je écht niet gelukkiger van worden. Dus vraag het hém." Ik frons. "En als hij neen zegt?" piep ik dan. Het hoge woord is er eindelijk uit; ik ben doodsbang dat hij mij opnieuw zal laten vallen, terwijl hij me eerst deed geloven. Ina zucht. "Dan laat je hem staan, doe je alsof hij nooit bestaan heeft en ga je verder met je leven, zoals je al enkele maanden moet doen. Maar kom, dat zijn zorgen voor later. Zég het hem, Ann! Bedenk hoe gelukkig je nu bent, hoe anders je het wil en dan zal je zelf wel zien dat het beter is." Het is even stil. "En het spijt me, maar ik moet ophangen. Succes ermee, kus."

Ons gesprek heeft me alleen nog maar verwarder gemaakt dan ik al was, boos loop ik naar beneden, waar mijn klein nichtje me met open armen opwacht. Ik lach, vang haar op en zwier haar in het rond. "Dag Lientje." Ik druk een kus op haar hoofd, zet haar dan weer neer en luister geïnteresseerd naar het verhaal dat ze afsteekt, over strijkparels en konijnen. Was ik ook nog maar zo klein. Hoewel ik me niet kan herinneren dat ik als kleuter zooo gelukkig was, ik verveelde me volgens mij het grootste deel van de tijd. Liever zou ik teruggaan naar het eerste middelbaar, dáár was ik gelukkig. "Neen hoor, Lientje, ik luister. En wat gebeurde er toen met Cis?" Ze vertelt vrolijk verder en ik strijk over haar blonde krullen. Broer vraagt of er iets is, ik zeg neen en negeers Zus' 'Het zal wel.' Het is nog niet zó lang geleden sinds ik ontdekte dat tegen jezelf liegen makkelijker is dan tegen anderen.

woensdag 6 februari 2008

|0044

Dancing a cathcy rhythm.

Elke woensdag zit er op de bus een meisje met rode schoenen.
V
andaag weet ze niet zo goed wat ze moet doen. Het is vakantie, hij heeft min of meer gezegd dat hij er zou zijn - maar wat als hij zich vergiste en ervan uit gaat dat zij dat zal weten? Ze trekt toch haar rode schoenen aan. Omdat ze een doorzetter is, omdat ze vindt dat hij er moet zijn (hij heeft haar heel wat uit te leggen) en omdat ze daarop hoopt. Ze vraagt geen vriendin mee deze keer, ze neemt de bus naar de stad om kwart na elf, loopt een kwartiertje te ijsberen op het busstation en vraagt zich af of ze niet beter terug naar huis kan gaan. Dat is ironisch, want als ze naar huis wil, moet ze de bus nemen en de eerstvolgende bus die stopt aan de halte, is haar bus die ze elke woensdag neemt.

Ze stapt op, besluit op hem te vertrouwen, gaat op haar plaatsje zitten en vraagt zich af of het op zou vallen als ze sokken in haar rode schoenen zou dragen. Waarschijnlijk wel. Ze heeft geen tas bij zich deze keer, heeft haar sleutels en buspas gewoon in haar jaszakken gestopt. Nadenkend kijkt ze uit het raam, telt de haltes en hoopt dat hij haar niet nog eens zal teleurstellen. Als hij er nu niet is, weet ze dat ze het niet nóg eens zal durven proberen. Het is nu of nooit en het hangt van hem af. Ze hoopt maar dat hij dat begrijpt. Dat hij dat weet.

Eventjes denkt ze dat bij halte negen staat en ze wil opstaan, afstappen als ze hem ziet komen aanrennen, zwaaidend met zijn armen, tegelijk proberend zijn jas over zijn schouders te trekken en niet te vallen. Ze kan niet anders en lachen en gaat weer zitten, hij is nog net op tijd, verontschuldigt zich bij de chauffeur en komt dan naast haar zitten. "Hoi." Ze kijkt hem heel vlug aan. "Hallo." Haar knokels vindt ze interessanter, ze kijkt mensen over het algemeen weinig recht aan, alleen als ze denkt dat ze liegen. "Ik dacht dat je er niet zou zijn." Hij weet niet of hij dat als een verwijt of een mededeling moet opvatten en vraagt het haar. Ze zucht. "Het is een vraag." Hij denkt eventjes na. "Ik was ziek", zegt hij dan, "die zaterdag. Ik wou komen, maar het ging niet en ik kon je niets laten weten, want ik had je gsmnummer niet, niet eens je achternaam of adres, ik wist alleen aan welke halte je moet afstappen." Volgens hem is dat dus een verklaring. Ze zucht opnieuw - moet je jongens echt alles uitleggen? "En die woensdag?" Nu moet hij nog langer nadenken - als hij niet voortmaakt, moet ze afstappen. "Ik dacht dat ik het verpest had. Toch. En toen vroeg Liese of ik met haar meewou om haar te helpen, want ze moest op haar twee kleine zusjes passen en we moesten toch nog iets samen doen voor wiskunde, dus ik dacht..." Hij maakt zijn zin niet af. "En het is nooit in je opgekomen dat ik juist kwader werd toen ik zag dat je niet eens op de bus zat?"

"Misschien wel. Ik weet het niet. Sorry." Hij maakt een handgebaar, dat vanalles zou kunnen betekenen. Ze is nog steeds teleurgesteld en boos. "Het spijt me écht", herhaalt hij, "ik had daar 
moeten zijn, ik weet het, sorry." Ze kijkt hem aan. "Dat had je inderdaad." Ze klinkt tevreden en er is een klein beetje opluchting te zien in zijn ogen. "Dus als ik je nu mijn nummer geef, zal je er wél staan, zaterdag?" Hij lacht en zij wrijft haar handen zenuwachtig over haar jeansbroek, bang voor zijn antwoord. Als je dat nog wil." Ze knijpt haar ogen een beetje dicht. "Ja of nee?" Hij 
knikt.  "Ja." 

Ze zwaaien allebei.

maandag 4 februari 2008

|0043

Dream catch me.

"En er heeft daarnet iemand voor je gebeld!" roept mama boven het geluid van mijn haardroger uit. Ik versta haar maar nauwelijks, vraag toch wie en zeg terug te bellen als ze zegt dat het een klasgenoot was. Straks dan, want nu ga ik met E. en L. naar de film. Ik weet dat ze Niemand ook meegevraagd hebben, maar ik weet niet of hij komt. Misschien daarom dat ik vloek op mijn oorbellen, die niet mee willen werken en op de haardroger, die halverwege besluit ermee op te houden. Aan het licht dat plots uit gaat, merk ik dat de elektriciteit gewoon uitgevallen is en een minuut later sta ik alweer te vechten met het ding, maar toch. 't Gaat om het principe.

Ik knik braaf als ze vragen of die film goed is en probeer hem niet aan te kijken, of het toch niet te erg te laten opvallen. Sara is er niet bij, nochtans vroeg E. naar haar. Geen tijd, zei hij. Tevreden geef ik mijn ticket af aan de meneer die daarvoor staat en houd de gescheurde versie bij in mijn tas, waarin ik alles bijhoud. Ik zou hem eens moeten opruimen, maar daar ben ik dan weer niet zo goed in.Op één of andere manier lopen E. en L. naast elkaar en Niemand en ik ook. "Is Sara er niet bij?" vraag ik en  doe net alsof ik niet weet dat E. hem dat ook al gevraagd heeft. Zijn blik verraadt dat hij mij wel doorheeft,  maar het feit dat hij er niets over zegt verklaart voor mij veel.  

"Neen, ze had te veel schoolwerk." Ik zeg nog net niet 'jammer' om te kijken hoe hij reageert. In het veilige donker van de bioscoopzaal, kom ik erachter dat ik 'oke' heb gezegd toen E. en L. voorstelden om naar een thriller te gaan kijken. Bij de eerste beelden sper ik mijn ogen open en beloof mezelf nooit meer zomaar toe te stemmen op een vraag die ik niet gehoord heb. Hij weet dat ik bang ben. Hij weet het altijd. "Nee!" zeg ik als hij tijdens de pauze vraagt of ik het een mooie film vind. Ze lachen, ik wil iets zeggen en word onderbroken door de zoveelste gil die de zaal in wordt gekatapulteerd. De film is weer begonnen.

Als de knappe heldin zich in de zoveelste levensbedreigende situatie bevindt, wend ik mijn hoofd af en bestudeer de stiksels van zijn vest, doe alsof ik niet merk dat hij gaat verzitten en grijp dankbaar zijn hand om erin te knijpen. Ze zijn nog steeds even warm.

|0042

Oklahoma.

Nog één lesuur en dan hebben we een week vakantie. Er is niemand die zich concentreert op de uitleg van de lerares, niemand die acht slaat op de soorten verf die je kan gebruiken en wat Bic-art juist inhoudt. De kikker die ik teken weerspiegelt in zijn ogen 'Bijna', ook al is dat onbewust en zeker niet de bedoeling. Iemand vraagt wie er deze week allemaal op vakantie gaat en vanuit mijn ooghoeken zie ik Ina haar hand opsteken. Ze gaat naar familie in Frankrijk. Wat ze daar zeven dagen lang gaat doen, het is mee een raadsel, maar stiekem ook alleen maar omdat ik weet dat ik haar zal missen en ik wou dat ze bleef.

"Ma Anneke toch", zegt ze vrolijk, "ge hebt de rest toch nog? E. en L. en Niemand en Sara... Oké, slecht voorbeeld." Mijn blik was dodelijk en ze had het vrij snel door. Ze beloofde nog dat we zouden bellen en ik richtte me weer op mijn kikker die ik neergepend had. Eindelijk een opdracht die mij ook een beetje lag - ten slotte zat ik toch altijd te krabbelen in mijn mappen en werkboeken. "Omdenduur zie je er geen kikker meer in", frons ik halverwege het lesuur en leg mijn pen eventjes neer. Ina zegt raadselachtig dat dat misschien niet alleen op de kikker slaat en ik rol maar weer eens met mijn ogen - ik houd niet van cryptische uitspraken die zogezegd een meerwaarde zouden moeten hebben.

"Goei vakantie!" Ik mompel hetzelfde, loop hem aan de fietsenrekken straal voorbij en haal mijn paars-met-gele fiets uit het fietsenrek. Twee meisjes wijzen me na en lachen dat ik op mijn banden gespoten heb. Als ze doorhebben dat ik ze gehoord heb, lachen ze beschaamd en ik toon de breedste lach die ik op dat moment aankan. Ik weet niet of ze het echt gezien hebben. "Lopen we?" smeek ik Ina, die weet dat het geen zin heeft om neen te zeggen en we lopen. Sara fietst ons voorbij, roept, lacht en zwaait. In gedachten schiet ik haar neer - eigenlijk ben ik een agressief meisje, schiet het door me heen, maar ik negeer dat. Aan het station stappen we op om te fietsen. "Ik zal je missen", mompel ik tegen Ina als we elk naar de andere kant afslaan. "Veel plezier deze week", zegt ze er recht doorheen. "Ja, ik jou ook", mompel ik sarcastisch en ze lacht. "Amuseer je nu maar." We knuffelen, dan neem ik mijn fiets. "Ik reken erop dat je geen van beiden vermoordt", zegt ze ernstig en ik glimlach toch maar eens

|0041

What I did for love.

Elke woensdag zit er op de bus een meisje met rode schoenen.
Vandaag draagt ze grijze Allstars en met een zakje M&M's in haar handen staat ze te wachten aan de bushalte. Als ze haar bus ziet komen, steekt ze haar pasje niet op, ook al doen klasgenoten en busgenoten dat wel. Ze stapt niet op, ziet hem zitten op de voorlaatste bank en ontmoet heel eventjes zijn blik. Hij ziet haar staan en plots verdwijnt zijn hoofd onder het raam. Ze fronst haar wenkbrauwen en gaat op haar tenen staan, beseft dan plots dat het haar niet meer kon schelen en kijkt weg. Ze ziet hem terug overeind komen en haar nieuwsgierigheid wint.

De bus vertrekt, ze kan niet meer opstappen. Hij houdt de achterkant van zijn cursusblok tegen het raam, waar hij doorheen de wiskundige vraagtsukken met een zwarte marker HET SPIJT ME heeft geschreven. Er komt, ondans haar kwaadheid, een flauwe glimlach op haar gezicht. 'Volgende week' gebaart ze en hij knikt, steekt zijn duim op. Ze leunt weer tegen het hokje, vraagt zich af wat zijn excuus zal zijn en probeert zich niet te ergeren aan alle voorbijflitsende scholieren. Ze heeft vandaag geen koude voeten, dat is een begin.

De volgende bus zit voller dan ze verwachtte - haar eigen bus is altijd vrij leeg, door het kleine aantal mensen dat die kant op moet en het vroege tijdstip. Ze moet zelf meestal rennen om hem te halen. Met haar tas tussen haar voeten, maakt ze zich zo klein mogelijk en houdt haar adem het grootste deel van de tijd in om de regendruppels op de jas van het meisje naast haar niet in haar mond te krijgen. Ze stapt een bushalte vroeger af dan ze dat eigenlijk moet doen en slentert door de regen naar huis.

|0040

Heaven forbid.

"En jij zou eens moeten leren dat je mensen niet naar je hand kunt zetten!" Zijn woorden treffen mij recht in het gezicht en ik knipper kwaad om tranen te vermijden. Waarom begin in altijd zo gauw te huilen? Boos, neen, woedend, open ik mijn mond om de ergste verwijten naar zijn hoofd te gooien, hem uit te schelden tot hij er spijt van heeft en tot hij beseft dat Sara hem niet waard zijn, dat ze geen schoon koppel zouden vormen. Kwaad wil ik hem dingen in het gezicht gooien die hem evenveel pijn zullen doen als hij mij gedaan heeft, ik wil hem zowel fysiek als mentaal pijn doen, hem slaan en schoppen, hem met mijn vuisten bewerken en merken dat ik na al die tijd eindelijk sterker ben.

In plaats daarvan haal ik heel diep adem, sluit mijn ogen eventjes en bal mijn vuisten. "Het is gedaan tussen ons, dat zei je zelf, dan hoef je niet moeilijk te doen als ik met een klasgenoot naar de film wil!" Hij zet nog steeds uitroeptekens achter zijn zinnen en ik wil dat hij ermee ophoudt. Met gebalde vuisten en trillend van woede en teleurstelling dwing ik mezelf te kalmeren, hoor in de verte de bel bij de kleuters gaan en weet dat wij over een tiental minuten naar de klas geroepen zullen worden. Waar Ina uithangt, geen idee, ze speelt waarschijnlijk met een verdwaalde eerstejaars, goedhartig als ze is. Zoekend kijk ik hem aan. Er staat alleen maar ergernis in zijn ogen en ik snap het niet. Vorige week zei hij nog... Wou hij nog, geloofde hij nog, hoopte hij nog.

Ik zeg het hem. Vraag het hem. Hij schokschoudert. "Ik hoop dat jullie gelukkig worden", zeg ik dan kalm en loop achteruit van hem weg. Hij kijkt me na, ik voel het. "En je zou ook moeten leren dat je mensen soms zelf achterna moet gaan!" roept hij me nog na en ik glimlach wrang. Hij had gehoopt dat ik hem zou smeken het niet te doen, zeker? Ik snuif. Als mensen een plan opstellen moeten ze mij op zijn minst vertellen wat het inhoudt en wat mijn rol erin is, anders weiger ik eraan deel te nemen - en dat weet hij heel goed. Als ik Ina weer zie, huil ik tóch.

|0039

Together again.

"Aaaaaaaaannnnnnnnnnn!" Ik grom iets en trek mijn hemd aan, probeer het beige rokje nog iets meer naar beneden te trekken (waarom zijn die zo kort?) en haast me dan naar buiten, waar Niemand met zijn fiets staat te wachten. Juist. Waarom moet onze Chiro deze week iets op verplaatsing doen en waarom heb ik hem gevraagd samen te fietsen? Godzijdank is Sara er niet bij, maar veel wil dat niet zeggen. Ik glimlach en zeg hoi, want ik weet ik dat ik hem wel eens zou kunnen kwijtraken. In theorie. Eigenlijk wil ik dat niet weten, dus negeer ik het het grootste deel van de tijd, maar dat doet er nu niet echt toe. Hij vraagt niet hoe het gaat, maar zegt alleen dat we ons moeten haasten, dus vraag ik dat maar in zijn plaats. Goed. Er klinkt verbazing door zijn stem.

We vertrekken. We fietsen nog steeds in hetzelfde ritme, maar we zeggen niet veel. Hij vraagt na een tijdje hoe mijn weekend was, maar veel meer dan 'goed, rustig' kan ik daar niet over zeggen. Wat ik eigenlijk wil vragen is of hij Sara nog gezien heeft en of ze nu eigenlijk een koppel zijn. Zullen worden. Maar dat doe ik niet, ik gebruik alleen een omweg door te vragen hoe het met zijn werkstuk gaat. Zijn blik is eventjes indringend, dan kijkt hij weer naar zijn stuur en vertelt aan zijn fietsbel dat het goed gaat, maar dat het helaas nog niet af is. 'Helaas?' is mijn luchtige vraag tussen neus en lippen door, maar ik weet dat hij me ondertussen wel al doorheeft. 'Hmm.' Het instemmend gemompel werkt op mijn zenuwen en hij weet dat.

Ik tel de bomen in het midden van de weg, moet uitwijken voor een auto en rijd hem bijna omver. We lachen er geen van beiden mee. Mijn volgende vraag is hoe goed hij haar kent. Het feit dat hij 'wie' vraagt vat ik op als een heel goed, maar eens ik haar naam gezegd heb, beweert hij dat ze elkaar helemaal niet goed kennen.Mijn 'o' klinkt zelfs in mijn oren veelbetekenend. Ik vraag of ze leuk is en hij zucht geërgerd, zegt dat ik gewoon moet vragen wat ik wil weten. Ik voel dat ik bloos en reageer kattig dat hij dat zelf ook wel weet. Er valt een stilte. Na een tijdje verontschuldig ik me stilletjes, hij schokschoudert. Misschien komt het door het korte Chirorokje, maar als ik om vijf uur terug naar huis fiets, heb ik het ijskoud.

|0038

Anders.

Ik zeg haar dat het niet waar is. Niet, gewoon niet. Dat ze liegt en dat dat heel laag is. Ze lacht, zegt dat ik maar eens moet leren dat het niet is omdat ik het niet wil dat het anders wordt en ermee moet leren leven. Ik bliksem haar dood en vraag waarom dan. Wat ze denkt dat het nut ervan is, waarom ze nog maar dácht dat ik het zou willen. Ze zegt dat ze heel goed wist dat ik het niet zou willen, maar dat ik geen andere keuze heb en nu mijn mond maar moet hebben, ofdat we anders ruzie krijgen met de leerkracht. Ik kijk of ik de wiskundeoefening niet van mijn blad kan staren. (Het lukt niet.)

Hoe haalt ze het in haar hoofd. Dat denk ik als ik in de fietsenstalling sta en gewillig wacht tot ze - met dit keer een broek die haar iets mooier staat en daarom vind ik haar nog irritanter - eindelijk haar fiets uit het rek gehaald heeft. Ina babbelt tegen haar. Sara vraagt nog eens of het echt niet stoort, kwekt er vrolijk achteraan dat ze anders alleen moet fietsen en dat we toch dezelfde richting uit moeten en tja, het leek haar wel leuk. Ik hoop dat mijn blik leeg is als ik haar aankeek. Ze beantwoordt hem met een brede lach. Ik besluit dat ze geen voeling heeft met de realiteit en zeg dat ik vandaag zin heb om te lopen. Soms doen we dat, dan wandelen we een stukje, omdat we geen zin hebben om te fietsen en omdat het makkelijker praat. Ina legt het razendsnel uit aan Sara, die natuurlijk meteen akkoord is. Als ik me omdraai zie ik hem net razendsnel over het schoolplein fietsen - wat eigenlijk niet mag. Hij ziet me en zwaait. Het is Sara die terugzwaait. We lopen naar buiten en ik probeer te wensen dat minstens één van hen onder een auto terecht zal komen. (Het lukt niet.)

Halverwege het gesprek vraag ik Sara of zij en Niemand samen zijn. Het floept er zomaar opeens uit en het verbaast me zelf. Ik wou het niet vragen. Ze kijkt verbaasd, maar kapt haar zin af. Ik merk haar aarzeling als ze nee zegt duidelijk en probeer Ina's blik te vangen, wat na een tijdje lukt en hoop dat mijn ogen duidelijk genoeg zijn. Ze pikt erop in en vraagt 'Echt niet.' Sara glimlacht, schokschoudert. Zegt dan nee, echt niet en voegt eraan toe dat ze hem wel een hele lieve jongen vindt. Het is eventjes stil, dan zegt ze dat ze de indruk heeft dat hij het eerder voor iemand anders heeft. Ze noemt geen namen. Ik probeer er niet meer aan te denken.

Het lukt niet.

|0037

Would you be happier.

Elke woensdag zit er op de bus een meisje met rode schoenen.
Ze loopt traag naar de bushalte, alsof ze hoopt dat ze haar bus zal missen, maar ze is toch nog op tijd. Haar tenen hebben koud en het liefst wil ze omdraaien en terug de behaaglijke warmte van het schoolgebouw inlopen en zich daar verstoppen in het Bio-lokaal, tussen de skeletten en de plantjes. In plaats daarvan loopt ze naar de bushalte en stapt op. Ze zou kunnen wachten op de volgende bus, maar dat doet ze niet. Als ze gaat zitten, struikelt ze bijna en kan zich nog net overeind houden. Ze tekent wat in de condens en leunt dan met haar hoofd tegen het raam. Met een trieste blik telt ze de voorbijglijdende haltes. Zes. Zeven. Acht. Ze staat op het punt uit te stappen, maar is net te laat en ze zijn op weg naar halte negen. Langzaam gaat ze weer zitten en knippert de twijfel weg.

Ze kan de halte niet goed zien, door de hoeveelheid mensen die er staan, maar ze ziet meteen dat hij er niet tussen staat. Ze staart naar haar handen, weer naar de halte, naar haar voeten. Er komt iemand naast haar zitten, maar ze weigert op te kijken om te zien wie het is. Ze telt haar vingers, de streepjes op haar handschoenen op haar schoot en tekent weer op het raam. De bus vertrekt en ze kijkt nog om te zien of hij weer te laat is, maar dat is hij niet. Hij komt niet. Ze duwt op de bel en staat alvast op om af te stappen. Het is koud buiten, maar er schijnt een waterig zonnetje en afgezien van haar tenen heeft ze het alleen maar vanbinnen koud.

Onwennig gaat ze op het bankje in het bushokje zitten en kijkt om zich heen, vraagt zich af waar ze eigenlijk op wacht. Eigenlijk weet ze het. Ze wacht op hetzelfde als waar ze zaterdag op wachtte, toen ze daar enkele uren in de koude op hem stond te wachten en toen weer naar huis ging, met tranen die ze niet wou huilen en een beginnende verkoudheid. Ze rilt en wrijft over haar enkels, gaat opstaan en loopt wat heen en weer om het warmer te krijgen. In de verte ziet ze de bus komen en ze blijft stil staan, zoekt ingespannen de ramen af en vindt hem op de laatste bank.

Hij praat. Met een blond meisje dat ze al eerder zag. Het meisje wijst naar haar (waarom?) en hij ziet haar staan. Hij heeft zijn tas op schoot, kijkt geschrokken en wil overeind komen, maar de bus is al voorbij. Ze ziet hem nog door de achterruit kijken, met zijn handen 'volgende week' gebaren, maar ze kan alleen staren. Als hij voorbij is, struikelt ze achteruit, neemt haar tas en loopt weg. Ze weet dat ze volgende week geen rode schoenen zal dragen.

 
design by suckmylolly.com