donderdag 25 juni 2009

027

Donderdag 10 april Jaar 1


December

"Ann, waarom wou je me nu zo absoluut spreken?" vroeg Broer half verveeld toen ik naast hem aan de computer ging zitten en nieuwsgierig op zijn scherm keek. Hij was een stom tennisspelletje aan het spelen, en hij verloor nog ook. "Je verliest", zei ik. "Dat is omdat ik, in tegenstelling tot jou, mezelf uitdaag en de moeilijkheidsgraadbalkjes moeilijker zet, terwijl jij de moeilijkheid op nul zet", antwoordde hij. Ik zweeg. Hij keek me van opzij aan en haalde toen zijn schouders op. "Dan niet."

"Wie is Sara?" onderbrak ik hem in zijn volgende zin. Broer aarzelde en staarde zwijgend naar zijn scherm. Game over, werd hem verteld. "Een vriendin van Iemand", zei hij voorzichtig terwijl hij zijn balkjes weer volsleepte. "Gewoon een vriendin?" Hij haalde zijn schouders op. "Dat zal wel zeker. Waarom vraag je hem dat zelf niet?" Ik zweeg, want hij wist heel goed waarom ik hem dat zelf niet vroeg.

"Ik weet niet hoe het zit tussen Iemand en Sara", besloot Broer uiteindelijk, "sorry." Ik wist niet of de sorry gemeend was, maar ging er ook niet naar vragen, dus trok ik me terug in mijn kamer en deed alsof ik een boek las terwijl ik Ina sms'te met de vraag wat ik nu moest doen. Kalm blijven, zei ze, alleen kalmte kan je redden. En niet teveel nadenken. Dat was vast een grap, bedacht ik en keek verstoord op toen Broer binnenkwam. "Wat?" Hij reageerde niet op mijn botte vraag, maar leunde tegen mijn vensterbank en bleef daar een tijdje nadenkend staan. "Wat voor iemand is ze?" vroeg ik toen plots. Broer keek me kort aan en haalde toen zijn schouders op. "Weet ik veel. Ik heb haar één keer gezien. Ze is blond. Ze praat veel." Hij haalde zijn schouders nog een keer op om aan te geven dat hij het dus ook niet wist. "Vraag het hem zelf", herhaalde hij nog eens en ging toen weer weg.

Broer moet je gehoorzamen, heb ik al eens gezegd.


"Ga je weg?" vroeg ik toen Iemand opstond en zijn fiets overeind trok. Het was kwart na vier, en ik stond te wachten op Ina aan het begin van het fietspad. "Ik heb een groepswerk", antwoordde hij, "met Sara, en anders kom ik te laat." Ik beet op mijn lip, dacht aan wat broer gezegd had en keek hem na terwijl hij zijn hand opstak en aanstalten maakte om weg te fietsen. "Je moet haar eens voorstellen", flapte ik eruit. "Sara." Iemand keek om, staarde me twee seconden aan en knikte toen een beetje weifelend. "Oke." En daarna ging hij weg.

"Volgens mij heeft Iemand me door", zei ik tegen Ina zodra ik haar zag. Ik had verwacht dat ze zou schrikken, of op zijn minst verbaasd zou zijn, maar ze knikte alleen maar. "Eindelijk." Ik trok een verontwaardigd gezicht. "Hoezo eindelijk? Hij mag dat helemaal niet weten!" Ina zuchtte, haar Ann-heeft-het-weer-eens-niet-door-en-het-is-nog-zo-logisch-zucht. "Natuurlijk moet hij dat weten. Dat is wel zo praktisch en zo." Ik rolde met mijn ogen, maar kon geen antwoord bedenken dat minstens even waar was.


"Hoi, ik ben Warre."

Verbaasd draaide ik me om en deed een poging vriendelijk te glimlachen naar de jongen die het gesprek van mij en Zus verstoord had. Hij droeg geen bril vandaag en ook al had hij zich net vriendelijk voorgesteld, hij had blijkbaar geen zin om te glimlachen, dus deed ik dat maar in zijn plaats. "Ann."

"Klasgenoot", legde Zus uit toen ik haar aankeek en herhaalde toen nog eens dat ik zeker tegen mama en papa moest zeggend dat ze later thuis moest zijn omdat ze met haar vriendje naar de kermis ging. Ik vroeg maar niet welk vriendje dat dat was, want ondertussen was ik de tel kwijtgeraakt. Daarna vroeg ze aan Warre of hij haar cursus bijhad, waarop Warre op zijn beurt aan mij vroeg of ik de zus van Zus was. Ik knikte. "Jullie lijken helemaal niet op elkaar", zei hij verbaasd en keek van mij naar Zus en van Zus naar mij. Zus rolde met haar ogen en herhaalde haar vraag over de cursus. Warre keek nog even naar mij (ik keek naar de grond, want de grond en ik zijn altijd al beste vriendjes geweest) en antwoordde toen dat hij haar die in de klas wel zou geven. Daarna vroeg hij aan mij of Zus een leuke zus was. Met al mijn sociale talenten keek ik hem eerst aan alsof hij gek was geworden en mompelde toen dat dat wel meeviel. Zus gaf me een goedbedoelde duw tegen mijn schouder.

Later die dag kwam ik hem nog tegen in de gang. Hij knipoogde en zei dag Ann.

"Is dat niet die enge jongen?" vroeg Ina verbaasd. Ik antwoordde bevestigend.


Ik was 15 en ik geloofde nog in Sinterklaas.

Dat zei men toch. Dat ik nog in sprookjes geloofde. En in Sinterklaas.

Ik heb lang in de Heilige Man geloofd, zelfs nog lang nadat mijn ouders me verteld hadden dat dat eigenlijk niet hoefde. Ik dacht dat ik deel uitmaakte van een select groepje dat zich niet liet ompraten door al die stomme oude mensen. Ik dacht de Sint alleen maar zou ophouden met langskomen als jij ophield met in hem te geloven en dat al die stomme gevallen in mijn klas, die om ter luidst riepen dat ze al die kinderverhaaltjes maar flauwekul vonden, er niets van kenden. Om mezelf te bewijzen zette ik een paar avonden voor 6 december mijn schoen met een brief zonder iets tegen mijn ouders te zeggen.

Toen leerde ik dat opgroeien geen keuze maar een verplichting is. En dat je het noodlot beter niet kan uitdagen, maar je gewoon je mond moet houden.

Een jaar en een half later ging ik, met nog minder levenswijsheid dan eerst, naar de middelbare school. En daar leerde ik hem - nog eens drie jaar en een beetje later - kennen.

Ik was zo naïef. Zo klein. Toen dacht ik nog dat alle mensen goed en lief en vriendelijk waren. Als een rare man me een snoepje had aangeboden, was ik waarschijnlijk samen met hem gezellig een potje gaan zitten huilen van ontroering.

Ik weet niet of hij zich mij nog herinnert.

Ik hem wel.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com