maandag 1 juni 2009

023

Woensdag 2 april Jaar 1

"Die jongen daar", zei ik Iemand, en deed mijn best subtiel naar de jongen met het vuilblonde haar te wijzen. Hij droeg geen bril vandaag, dus dat speelde waarschijnlijk in mijn voordeel, aangezien Ina mijn subtiliteit opnieuw met een bouwvoertuig vergeleek.


"Die?" Iemand kneep zijn ogen tot spleetjes en hield zijn hoofd een klein beetje schuin. Zo vind ik je de allerliefste dacht ik stil en bloosde toen hij me weer aankeek. "Ja, die ken ik wel", besloot hij, "dat is Warre. Een beetje een rare. Lily zal hem ook wel kennen." Daar moest ik even door slikken, en hard met mijn ogen knipperen. Ik vroeg niet verder, ik keek alleen nog eens naar de jongen met het vuilblonde haar die zelfs zonder zijn bril af en toe onheilspellende blikken in mijn richting wierp. "Misschien heeft hij een terreurplan om de school te gijzelen en vindt hij mij de perfecte persoon om als eerste dood te schieten", zei ik benauwd tegen Ina eens Iemand bij zijn klasgenoten om een cursus wiskunde ging bedelen. "Ja, dat klinkt al even logisch als toen je beweerde dat de leerkrachten ons gingen dwingen het smurfenlied te zingen tot we allemaal bezweken omdat ze een koffieapparaat in de leraarskamer willen", mompelde ze en boog zich over het geschiedenis dat ze niet aan het leren was. Ik had nooit gedacht dat ze logica ook daadwerkelijk onthouden zou hebben en lachte een beetje schaapachtig.


"An, je bent je naam vergeten", mompelde mijn leerkracht Frans en schreef hem - met één n - op het papier. "Het is Ann", antwoordde ik, "met dubbele n." Hij haalde zijn schouders op en gromde dat dat allemaal hetzelfde was. Ik kijk met een boze blik naar zijn rug en sloeg geërgerd mijn armen over elkaar. "Zal ik u dan dan ook Piete noemen dan, vanaf nu", zei ik zo stil dat alleen Ina het hoorde. Ze grinnikte en noemde me plagerig een controlefreak. Daar reageerde ik zelfs al niet meer op (alles went).


Ik kan er niet tegen als mensen mijn naam verkeerd uitspreken, zelfs al minst er 'maar één n'. Elke letter is even belangrijk in een naam, dat vind ik daarvan. Daarbij is Ann en niet An mijn naam. Ik kan dat horen, of mensen mij Ann of An noemen. Niet als ze een An(n) aanspreken die ik niet ken, maar wel als ze mij aanspreken. Meestal reageren ze geïrriteerd als ik hen dan verbeter, of begrijpen ze niet wat ik bedoel (het irritantst van allemaal zijn de mensen die niet nadenken over wat ze zeggen). Iemand pest me daarmee. Als hij mijn naam schrijft, schrijft hij An, tot ik hem een por geef of een boos geluid maak. Maar Iemand mag dat - sommige mensen zijn anders.


"Ann, jij en Iemand, hoe zit dat nu?" Ik keek verbaasd op van mijn handboek wiskunde (waaruit ik niet aan het leren was geweest) toen Broer plots mijn kamer kwam binnengedenderd en zich een plaats zocht op mijn bed. Hij duwde er een boek voor aan de kant. Ik fronste, maar de appel die hij me toegooide maakte me milder gestemd. "Er is niets tussen Iemand en mij", antwoordde ik voorzichtig. "Daarom net." Ik wist niet waar Broer naartoe wou en maakte dus maar een gebaar dat vanalles kon betekenen. "Weet hij het al?" Ik vond dat ik die vraag mocht negeren, aangezien het antwoord heel simpel was. "Anneke..." Broer ging verzitten, nam een boek in zijn hand en bladerde erdoor zonder ernaar te kijken. "Laat maar", viel ik hem snel in de rede, "ik kan het toch wel raden, dus je kan net zo goed weggaan." Hij lachte maar een klein beetje. "Ann, als je het hem niet vertelt, vindt hij misschien een ander meisje", begon hij toen voorzichtig, "en dan ga je spijt hebben." Dat deed me opkijken en ik beet op mijn lip. "Is Iemand verliefd?" Broer haalde zijn schouders op. "Weet ik veel. Het zou altijd kunnen." Dat was waarschijnlijk een berekend antwoord, probeerde ik mezelf gerust te stellen, Broer wou gewoon dat ik in paniek zou raken en het Iemand zou vertellen. Maar zo stom was ik niet, besloot ik, en ik klemde mijn lippen op elkaar. "Misschien ben ik wel helemaal niet verliefd meer op Iemand", verklaarde ik en draaide een bladzijde om. "Doe niet zo belachelijk", spotte hij, "dat is gelogen." Ik schokschouderde. "Misschien. Kleine meisjes worden groot." Broer lachte. "Naïeve kindjes blijven altijd naïef", voegde hij er vriendelijk aan toe en vluchtte mijn kamer uit voor ik iets naar zijn hoofd kon keilen.


"Broer maakt zich zorgen om jou." Ik zat op de vensterbank van onze klas en rolde met mijn ogen. Als Ina en Broer gingen samenspannen, dan ging het verkeerd. "Broer maakt zich zo vaak zorgen om mij, en alles komt altijd op zijn pootjes terecht", antwoordde ik. Ina grinnikte. "Aldus de eeuwige pessimist." Ik overwoog mijn tong uit te steken, maar dat leek me wel heel kinderachtig, dus zweeg ik maar gewoon. "Is alles in orde?" vroeg ze toen. Ik keek naar mijn klasgenoten, die de fuif bespraken waar ze heen waren geweest en haalde mijn schouders op. "Ja zeker." Eigenlijk was niks in orde en eigenlijk was alles verkeerd, maar hoe kon ik dat Ina uitleggen. Ik zweeg, ook al drong ze aan en liep naar mijn plaats toen onze leerkracht binnenkwam. Ina probeerde me verscheidene keren aan te porren tijdens wiskunde, maar ik vind dat vak zo al moeilijk genoeg en reageerde niet.

"Als je nog eens wil samenspannen, laat me dat dan op voorhand weten", beet ik Broer boos toe toen hij vrijdagavond thuiskwam en kwam vragen of ik zijn rekentoestel gezien had. Hij rolde met zijn ogen en zei verder niets meer. Je bent een trut, vertelde ik mezelf, en gooide toen maar met mijn cursus biologie.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com