maandag 1 juni 2009

020

Dinsdag 23 maart Jaar 1

Ik vroeg nog waarom, wat ik dan verkeerd deed. Ina gaf een antwoord dat geen antwoord was en vroeg zich toen duidelijk af hoe ze zo snel mogelijk weg kon komen. Daarna was mijn eerste reactie: 'zie je wel, ik ben een trut', en mijn tweede: 'hoe kunnen zij dat weten?' Het was de tweede die ik uitsprak. Ik vroeg waar ik was toen ze dat beslist hadden, en hoe het kwam dat dat nu opeens voor mijn voeten gegooid werd. Ina keek me aan met haar mond vol tanden, maakte aanstalten om iets te zeggen en zweeg toen toch maar. En toen ging ik zelf weg. Ik geloof dat ze me nog nariep, maar dat weet ik zelfs niet meer.

Als zelfs Ina geen antwoorden heeft.

Later begreep ik waar we allebei in de fout gingen. Later zag ik dat mijn verwoed pogingen geen fouten meer te maken alleen maar kwaad deden. Later zijn mensen altijd veel intelligenter.

Mijn schoolweken werden eenzaam en leeg. "Wat is er", vroeg Broer, "je staat zo maar alleen de laatste tijd." Ik zei dat niemand nog bij mij wou staan. Eerst gooide hij een kussen naar mijn hoofd en zei dat ik niet zo pessimistisch moest doen. Toen ik hem de ruzie tussen mij en de hele wereld uitlegde, kwam hij naast me zitten en zweeg. Op school deed hij een poging me bij zijn vriendengroep te betrekken, maar dat werkte gewoon niet. Ik huilde veel, die weken. Ik huilde toen ik 's middags alleen bij twee klasgenoten in de refter zat en ik buiten het gesprek werd gehouden, ik huilde toen ik 's avonds alleen op de fiets naar huis zat, ik huilde toen Ina vroeg of ik nu ook kwaad op háár was en ik het alleen nog maar erger maakte. En ja, ik huilde ook toen Iemand me voorbijliep in de gang en alleen maar eens voorzichtig glimlachte.

"Anneke", zei een paar dagen later en kwam naast me zitten. "Iemand", antwoordde ik en wist niet goed of ik nu moest weggaan en blijven. Ik koos het tweede, want ik vond het fijn als hij me Anneke noemde. "Wat is dat, met jou en Ina en Emmeline?" vroeg hij en probeerde mijn blik boven mijn boterham met kaas te vangen. Ik kon alleen maar mijn schouders ophalen, want ik wist het zelf ook niet. "Als ze het jou vertellen, laat het mij dan weten", mompelde ik gelaten en klikte mijn brooddoos vast. Eigenlijk mocht Iemand hier niet zijn. Ik keek schichtig om me heen, want zo'n braaf meisje ben ik gewoon. Iemand wierp mij een blik toe waar ik niets van kon maken en zuchtte toen. "Oké dan, ik heb het begrepen", mompelde hij, "ik moet me erbuiten houden." Dat was niet mijn bedoeling geweest, maar het was waarschijnlijk wel de beste oplossing. Ik zweeg en stond op.

Ina en ik fietsten nog steeds samen naar school. Meestal deden we dat in stilte. Na een week probeerde ik geen gesprekken meer op te starten. We waren allebei te onzeker van onze vriendschap om veel te zeggen, dus zwegen we. Ik had geen idee aan wiens kant Ina stond, net zoals ze dat waarschijnlijk zelf ook niet had, maar toch verweet ik haar inwendig de oorzaak te zijn van deze ruzie, al wist ik niet echt waarom. Ten slotte waren het Emmeline en ik die ruzie hadden, niet Ina en ik, maar toch. Misschien omdat Ina altijd zo eerlijk was en ik dus het idee had dat ze wel gelijk moest hebben. Misschien werd ik daar liever niet mee geconfronteerd en ging ik dus niet meer met haar om. Confrontatie is altijd verkeerd, net zoals dat weglopen dat is, maar als je dan toch moet kiezen, kan je beter jezelf die nutteloze pijn besparen.

Het gekke is dat, hoe fijn je sommige mensen ook vindt, je denkt pas het meest aan hen wanneer ze er niet zijn. Plotseling gingen alle godsdienstlessen over vriendschap. Plotseling zag ik overal gelukkige koppeltjes. Ik kwam overal mezelf tegen, en het waren geen aangename ontmoetingen. Leerkrachten begonnen te vragen of alles in orde was. Dat was het niet, maar mensen geloven veel als je er een glimlach op laat volgen. Mama bleef zeuren dat ik meer moest weggaan met mensen, of ik nu écht geen hobby wou, zoals ze dat al vier jaar deed, en Broer bleef nadenkende blikken op mij werpen. Zus trok het zich allemaal niet aan; die had al werk genoeg met haar vriendjes. Ik snapte niet goed waar ze ze vandaan bleef halen, maar ik deed dan ook geen moeite meer alle verschillende namen te onthouden.

Ik kwam Emmeline en Lily plotseling overal tegen in de gangen, alles wat mensen zeiden leek plots over ruzies en missen te gaan. Ik moest zoveel keer op een dag slikken dat ik na een paar weken een zware steen in mijn maag kreeg. Als ik 's morgens opstond voelde ik bakstenen opstapelen en 's avonds huilde ik kiezeltjes.

"Het gaat niet goed met je", stelde Broer vast toen hij op een woensdagmiddag mijn kamer binnengestormd kwam en mij daar snikkend boven mijn map wiskunde vond. Mijn oefening lukte niet, wat logisch was aangezien ik hem achterstevoren maakte, maar toch. Ik had liever met mijn map gegooid toen Broer zei dat hij het zou uitleggen. Ik luisterde, want dat doe je op zo'n momenten. Broer nam het potlood uit mijn hand, maakte de oefening voor mij en zei toen dat ik met Ina moest praten. "Dat wil ik niet", antwoordde ik, "dat kan niet. Ze is boos op mij." Broer rolde met zijn ogen, alsof ik het meest idiote kleine zusje was dat hij ooit gekend had. "Ze is niet kwaad op jou, Ann. Ze weet gewoon niet wat ze moet doen." Ik snifte, haalde mijn schouders op en ging met de mouw van mijn trui over mijn gezicht. "Ina weet altíjd wat ze moet doen." Ik dacht even dat Broer mijn map ging gebruiken om me alsnog te slaan, maar hij sloeg alleen maar even zijn ogen ten hemel en gooide het potlood weer op mijn bureau. "Niemand weet dat altijd", zei hij scherp, "en jij al helemaal niet, dus ga met Ina praten." Kat kwam mijn kamer binnengetrippeld en sprong op mijn schoot. Ik drukte een kus tussen haar oren en zuchtte eens diep.

Broer moet je gehoorzamen.

Zo is dat.

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com