donderdag 26 juni 2008

|0092

Dancing a catchy rhythm.

"Maar ga je me schrijven?" vraagt hij me nog een keer en rolt zich op zijn buik, zodat hij me aan kan kijken. We liggen in het stadspark en ik maak een lijstje wat ik nog moet halen voor ik op Cévennes vertrek (morgenavond). "Wil je dat?" is mijn antwoord en hij knikt. "Ik zal je schrijven", beloof ik hem en zeg hem niet dat zijn naam al lang op mijn adressenlijst stond. "Mooi", antwoordt hij tevreden en gaat weer liggen.

"Ik zal je missen", zeg ik even later nadenkend en tik met mijn pen tegen zijn oor. Hij knikt. "Ik weet het." Ik wacht nog even en zeg dan: "Nee, je moet zeggen: ik jou ook." Iemand rolt met zijn ogen en legt zijn hoofd in het gras. "Ik dacht dat je daar ondertussen wel al achter was." Tevreden schrijf ik verder. "Maar Ann?" Ik kijk op en trek een wenkbrauw op. "Franse jongens zijn helemaal niet leuk hoor."

En dan zegt Ina dat wij helemaal niet grappig kunnen zijn.

dinsdag 24 juni 2008

|0091

Zonder een woord.

Iemand is erdoor - godzijdank. Bijna had ik hem opgesloten in het tuinhuisje, waar hij dan de tuinkabouter gezelschap kon houden met zijn gsm in de aanslag - tot hij wist of hij volgend jaar nog op onze school zou rondhuppelen of niet. Wij hebben geen tuinhuisje, en ook geen tuinkabouter, dus dat ging niet, maar toch. De kans was er.

"Nu jij nog", zegt hij vrolijk en ontvangt een stomp tegen zijn schouder. Ik heb mijn hele week vol gepland zodat ik niet zenuwachtig kan zijn, maar ik doe het toch. "Ik ga buizen op wiskunde", zeg ik bezorgd, "en op Latijn. En op LO. Maar nuja, dat wisten we al. En misschien ook wel op Engels." Ina rolt met haar ogen en springt van de blok van het stationsplein af, zegt dat ze ijs gaat halen. "Wil jij ook een Cévennesbrief?" vraag ik Iemand als ze weg is en kijk hem smekend aan. Zeg maar ja, zeggen mijn ogen. [Ik schrijf graag kampbrieven en hij weet dat.]

"Ik zal er eens over nadenken", grinnikt hij, "misschien als je rapport goed is." Ik zeg het toch. Hij is de allerliefste.

vrijdag 20 juni 2008

|0090

Orpheus.

Vlak voor ons aller-allerlaatste proefwerk dit schooljaar, is er nog een info-vergadering in de kerk van onze school, in verband met de Cévennes. De Cévennes, dat is een soort van schoolkamp waarop we op de dag van de proclamatie nog vertrekken. 't Is maar dat je 't weet.

Een uur later zit ik over mijn examen Latijn gebogen en ik zucht eens diep. Want het examen is moeilijk en van de niet-geziene tekst begrijp ik geen woord. (Behalve de niet-geziene woorden die verklaard staan in de marge, uiteraard.) Misschien had ik toch nog meer moeten leren. En ik begin kwaad de vragen in te vullen, zonder al te veel enthousiasme of zekerheid.

Drie uur later sta ik weer buiten, samen met Ina. De andere richtingen mochten om vijf na drie afgeven, wij om half vijf. Ach ja. "Vakantiiieeee!" gilt Ina terwijl ze over de speelplaats huppelt en tegen een paar zesdejaars in hun net pak aan knalt. En ik lach en loop naar de fietsenrekken. Grijp naar mijn gsm en vraag hem hoe zijn mondeling ging. Hij blijkt nog op school te zijn en komt naar ons toe gelopen. We worden er allebei een beetje stil van - het is de laatste keer dat we elkaar op deze speelplaats zullen zien. Wat zeg je dan op zo'n moment?

"Dat weet je niet", zegt Ina nuchter, "misschien is hij wel gebuisd op al zijn vakken en blijft hij zitten, of zo." Tja. En wat kan je dan doen, behalve lachen.

donderdag 19 juni 2008

|0089

Zelfs je naam is mooi.

Terwijl ik mijn best doe duizendhonderd woordjes vanbuiten te leren, vraag ik me af wie het bedacht heeft dat het leuk zou zijn als Latijn ons laatste examen zou zijn. Dat is het voor alle duidelijkheid dus niet. Ik kan Iemand niet lastigvallen, want die is ook druk bezig met zijn laatste mondeling, en Ina haar humeur is al even zonnig als het mijne. (Misschien nog iets zonniger, want zo is ze nu eenmaal.)

Om vier uur stop ik ermee. Ik heb morgen nóg een hele voormiddag om te leren en ik ben het bovendien kotsbeu. 'Maar Ann, als je examen nu slecht is, wat gaan je ouders dan zeggen?' vraagt een gemeen stemmetje in mijn achterhoofd als ik de computer opstart. Mijn weerwoord is het opzeggen van mijn verbuigingen. Qui quae quod. Enzoverder.

"Hebt gij al gedaan?" vraagt Broer jaloers, die aan het laatste deeltje van zijn examen wiskunde gaat beginnen. Ik grijns en zeg dat hij maar naar de juiste school had moeten gaan. En ik word misselijk, want ik kan er niet tegen als mensen me het gevoel geven dat ik te weinig leer. Tien minuten later een sms'je van een klasgenoot: of ik weet of we deel 6.7 moeten kennen. Kwaad loop ik naar boven, ga achter mijn map zitten en leer verder.

Om er tien minuten later weer mee op te houden, natuurlijk.

dinsdag 17 juni 2008

|0088

Ergens onderweg.

"Er was eens een prinses. Alweer, zal je zeggen, want in elk sprookje komt wel een prinses voor. Maar nee, dit was een hele prinses. Deze prinses had namelijk geen prins. De prinses, Bladmadeliefje, was de tweelingzus van Doornroosje en daar werd in Sprookjesland (waar voor elke prinses één prins was) geen rekening mee gehouden. Bijgevolg: Bladmadeliefje had geen prins. Ze werd opgesloten in een hoge torenkamer, en er was niemand die haar uit vrije wil uit zou redden. Het zag er dus naar uit dat ze geen happy end zou krijgen.

Tot op een dag een merel neerstreek op de vensterbank van de Toren. Bladmadeliefje, blij met elk gezelschap dat ze aandiende, begon meteen tegen Merel te praten en dit zou geen sprookje zijn als Merel niet geantwoord tot had. Tot diep in de nacht zaten ze te kletsen, tot Merel echt weg moest omdat hij een afspraak had met mr. Worm. Dolgelukkig omdat ze een vriend had gevonden, ging Bladmadeliefje slapen.

Maar daarna begonnen de dingen verkeerd te gaan. Bladmadeliefje verloor de lijn tussen vriendschap en liefde uit het oog en dacht dat ze verliefd was geworden op Merel. Dat was niet zo, maar dat wist zij natuurlijk niet en ze besloot hem toch een huwelijksaanzoek te doen.
Merel schrok zich dood. Dat was niet alleen vervelend voor hem (want hij was veel te vroeg aan zijn einde gekomen), maar ook voor Bladmadeliefje. Zij was een goede vriend kwijt, maar ze had ook een vloek over zichzelf opgeroepen: nooit zou haar sprookjesfiguur (dat toch al geen happy end had) haar plaats kunnen opeisen in het Sprookjesboek. Dat was namelijk het streven van heel Sprookjesland.

Bladmadeliefje werd ziek van verdriet. Ze voelde zich miserabel en ellendig en kwam dagen haar bed niet meer uit. Goede Fee had zoveel medelijden met haar, dat ze besloot een deeltje van de vloek op te heffen: Bladmadeliefje zou nooit in het Sprookjesboek terechtkomen, maar ooit zou haar verhaal door een vijftienjarige neergeschreven worden op de achterkant van een examen Engels, in slordige potlood-drukletters en met een slechte tekening erbij.

En Bladmadeliefje leefde nog.... Nou ja, niet zo lang en ook niet zo gelukkig, maar het was altijd beter dan niets."

Want ik moest me toch érgens mee bezig houden, in die vijftig minuten die ik nog over had na het invullen van mijn examen Engels. (*)

(*)Voor de nieuwsgierigen onder jullie: Ja, ik (Anke) heeft dit er echt opgeschreven.

zaterdag 14 juni 2008

|0087

You've got a friend.

Ik wou dat ik naar een andere school gegaan was. Dat was wat ik dacht, toen ik voor de eerste keer mijn 'nieuwe' klas op mijn 'nieuwe' school binnen kwam. De tijd van kwart na acht tot half negen was al een hel geweest; wat kon ik als klein eerstejaartje nu gaan doen tussen al die grote mensen? Ik had me tegen een muur gezet en was er niet vanaf geweken. Een thuishaven tegen mijn rug. 'Ik wil naar huis', dacht ik paniekerig toen iedereen groepjes vormde van zodra we binnen waren. Waarom kende iedereen iedereen al?

Ja, dat ene meisje, zij was ook alleen. Ze had korte blonde stekeltjes, een wipneus en een ondeugende blik. Ze grijnsde breed toen ik naar haar keek en kwam vastberaden op me af. Geschrokken probeerde ik de andere kant uit te kijken. Waarom stond die klastitularis daar niets te doen? Ze zou ons onze plaatsen wijzen! "Hoi. Ik ben Ina. Wie ben jij?" Ik slikte en keek zenuwachtig naar het blonde Ina-meisje. "Ann." Het was zo goed als gefluisterd. Het Inameisje grijnsde weer breed. Ik liep naar een plaats aan het raam en wou gaan zitten, maar ze drentelde achter me aan. "Zal ik naast je komen zitten?" Ze had haar tas al neergezet en keek me verwachtingsvol aan. Ik kon alleen maar knikken. "Mooi." Ze lachte weer op haar manier en keek me onderzoekend aan. "Jij ziet er ook zenuwachtig uit. Je maakt je zeker zorgen bij wie je moet gaan zitten om te eten en zo?" Ik schrok. Hoe wist zij dat nu? "Nou, nu heb je dus iemand", ging ze triomfantelijk verder. En ze draaide zich naar voor, want onze klastitularis wou iets zeggen. Mijn hoofd duizelde.

W
eken later vertelde ze me dat ook zij niemand had om bij te gaan zitten.

|0086

Be our guest (from Beauty and the Beast)

Takkeling.
Een takkeling is een jonge vogel, die nog niet kan vliegen. Niet vliegen, wel fladderen. Takkelingen hopsen van tak tot tak, tot ze oud en sterk genoeg zijn om hun vleugels volledig uit te slaan en weg te vliegen. Het is een boek. 'Takkeling' van Sylvia Vanden Heede, het boek dat ik gisteren las en vandaag weer vast had, terwijl ik eigenlijk wiskunde zou moeten leren, want deze keer zou Iemand er niet zijn om me de oplossingen in te fluisteren.

'Wij zijn takkelingen, allebei', denk ik als ik hem zie. En ik wens hem een gelukkige verjaardag, geef hem drie kussen en grijns verlegen naar zijn ouders. "Je bent maar oud, nu", zeg ik als we op zijn kamer zitten. "Heel", mompelt hij, terwijl hij het absoluut niet meent.
Hij komt naast me zitten en bladert in het cadeau dat ik hem gaf, terwijl ik de formules die ik al geleerd heb afdreun. Sin tot de tweede plus cos tot de tweede is gelijk aan één. Ux plus vy plus w is gelijk aan nul. Daarna leg ik hem de betekenis van het woord 'takkeling' uit. Hij is achttien, hij zou moeten kunnen vliegen nu. Hij reageert met een "pff."

"Wij zijn takkelingen, allebei", glimlacht hij. En opgelucht sla ik mijn armen om hen heen. Want hij beloofde net mij niet zomaar achter te laten.

vrijdag 13 juni 2008

|0085

Wake up dead man.

"Jezus, Ann, doe even normaal", mopperde Ina toen ik zenuwachtig van de ene voet op de andere sprong en om de twee seconden mijn haar uit mijn ogen haalde. "Maar ik ben zénuwachtig!" jammerde ik, alsof dat alles zou verklaren. Wie zou niet zenuwachtig zijn voor haar allereerste examen Ooit? Een partieel examen wiskunde dan nog. Ik bedoel, wiskunde! We weten ten slotte allemaal wel hoe goed ik in wiskunde was - en nog steeds ben.

"Ann, je hebt alle leerstof ongeveer drie keer geleerd. Je gaat dat écht wel kunnen!" zei Ina vermoeid toen de deuren van de externe studie eindelijk, eindelijk opengingen en wij eindelijk, eindelijk naar binnen mochten. Een groot deel van het eerste jaar moest geherberg worden, dus iedereen schoot langs elkaar heen. "Bank tussenlaten", zei één van de toezichters met nasale stem en even voelde ik me als een massamoordenaar in een gevangenis. Ik kwam terecht naast een vierdejaars, die vluchtig opkeek en zich weer op zijn cursus concentreerde. Hij leerde chemie, en met één blik op de bladzijde sloeg de schrik me om het hart. Misschien moest ik maar buizen op dit examen en voor altijd eerstejaar blijven.

Het examen (proefwerk, eigenlijk, examen is geen AN) was moeilijk. Er werden kei-veel vragen van de Kangoeroewedstrijd en meer wiskunde-bolleboos-wedstrijden gesteld, wat ik oneerlijk vond want (a) dat was geen theorie en (b) aan zo'n wedstrijden doe je normaal vrijwillig mee. Geïrriteerd schrapte ik een antwoord op een vraag voor de derde keer en voelde hoe ik langzaam in paniek begon te raken. Rot-rotvak. En dan plots de vierdejaar die zijn blad omsloeg, waardoor de achterkant heel even op mijn kant van de bank terechtkwam. "Antwoord C" had hij er in potlood opgeschreven en begon het meteen weer uit te gommen. Ik wou hem fluisterend bedanken, maar met een schop tegen mijn enkel liet hij me weten dat dat niet de bedoeling is tijdens een proefwerk.

"Tegen wie praatte jij nu?" vroeg Ina verbaasd toen we na het proefwerk de externe Studie uit liepen en ik hem wél had kunnen bedanken. "Niemand", antwoordde ik, "kom op, ik heb honger."

woensdag 11 juni 2008

|0084

Save the best for last.

"Ik haat hem! Haat hem, háát hem!" tier ik eens we het examenlokaal ontvlucht zijn. Moest ik stilstaan, ik zou stampvoeten, maar helaas lopen we in de richting van de fietsenrekken. "Wie haat je?" vraagt Ina afwezig en zwaait wild naar Iemand, die dichterbij geslenterd komt. In kostuum, want hij heeft mondeling. En ja, het staat hem. "Weet ik veel! Hem! Die egel die toezicht had! Argh! Hoe durft hij!" Nu stampvoet ik wel, terwijl Iemand me grijnzend omhelst.

"Wat is er?" vraagt hij dan en ik snuif. "Er had een zeeëgel toezicht en die besloot even in mijn examen te kijken en toen lachte hij me uit!" Het is echt waar. Hij begon écht te lachen. Ina geeft een klein kuchje. "Lieve Ann", zegt ze dan, "toen die stekelige ballon begon te lachen, op welke pagina keek hij toen?" Verward probeerde ik me dat te herinneren. "De pagina met Hagar..." zeg ik dan aarzelend. Iemand schiet in de lach nog voor ik het begrijp.

"Cartoons zíjn ook meestal om mee te lachen, Ann", grinnikt hij alvorens me naar mijn fiets te duwen. Pfft.

zondag 8 juni 2008

|0083

Big big world.

"We moeten praten", is wat hij zegt. Hij praat vooral. Ik vraag me af of hij niet moet leren voor zijn examen. En of ik dat eigenlijk ook niet moet doen. Het gevreesde mondeling Frans nadert met rasse schreden. Hij praat terwijl ik een poging doe om te luisteren, maar mijn gedachten dwalen af. "Ann, je luistert niet eens", zegt hij dan scherp en ik schrik op. "Jawel", mompel ik stil en ril, want het is koud buiten. We zwijgen allebei.

"Zullen we het er na de examens over hebben?" Hij klinkt vermoeid en ik voel zijn woorden als vuistslagen in mijn gezicht aankomen. "Ik - Nee..." Stamelend probeer ik hem duidelijk te maken wat ik bedoel, maar het zou me verbazen als ik daarin slaag. Hij kijkt me aan met gefronste wenkbrauwen. "- en ik wil je niet kwijt!" besluit ik uiteindelijk en vraag me af of hij daar ook maar één woord van begrepen heeft. Hij staat op en aarzelt, omhelst me dan uiteindelijk toch. "Waarom maak je het jezelf ook zo moeilijk", mompelt hij in mijn oor. Mijn enige antwoord is een droge snik.

Ik weet het ook niet meer.

donderdag 5 juni 2008

|0082

A way back into love.

"We cannot direct the winds, but we can adjust our sails", zegt Ina wijs halverwege de les wiskunde. Ik vraag me af waar ze dat vandaag heeft, maar ik zeg niets. Ik weet even goed als zij wat ze ermee bedoelt. De lerares wiskunde vraagt of er iets is. Neen, er is niets. Niets, behalve het feit dat wij een week voor ons examen wiskunde nog even een nieuwe leerkracht krijgen. Maar dat is schoollogica. Ina mompelt dat er niets is, schrijft iets op een kladblad en gaat dan verder met psychologe spelen.

"Ik snap jou niet, Ann. Wat heeft hij nu eigenlijk verkeerd gedaan?" Ik blijf koppig coördinaten berekenen van stomme driehoeken die op vakantie willen en dus maar een puntspiegeling ondergaan. Wat heeft iedereen toch met dat van plaats verwisselen de laatste tijd? Het is het zevende lesuur. Op het zevende lesuur zou men geen wiskunde moeten krijgen. Een fractie van een seconde benijd ik de vijfdes & zesdes, die nu al thuis leren voor hun examens. "Ann." Ik zwijg en schokschouder. "Ann, geef antwoord. Haal jij jezelf graag onderuit, of zo?" Geërgerd grijp ik mijn geodriehoek. Natuurlijk, ik verkies ongelukkig te zijn.

Ik kies ervoor om hele dagen met een rotsblok in mijn maag te leven en gewoon te voelen dat het verkeerd zal aflopen. Ik kies ervoor hem weg te duwen en toch nodig te hebben en ik wíl gewoon dat hij kwaad op me wordt omdat ik dat op hem ben. Dat is toch niet meer logisch? Ik sis het haar toe terwijl ik met de 'Alpha'mode 1+1=3 op mijn rekentoestel typ en het aan de jongen voor mij geef, die het aan de lerares laat zien. Ze heeft niets door en gaat verbaasd op zoek naar de verklaring.

"Dat zeg ik niet", protesteert Ina, "maar je maakt het jezelf wel héél moeilijk nu, Ann. Waarom zég je het hem niet gewoon?" Ik maak een vreemd geluid. Natuurlijk. Waarom zeg ik niet gewoon even tegen mijn lief dat ik er een slecht gevoel over heb en dat ik bang ben van ons? Ina ziet er de ironie niet van in en begint met meer wijsheden te gooien. Dat dat een teken is dat ik hem niet vertrouw. "Ik vertrouw hém wel", ga ik er fel tegenin, "maar mezelf niet." De bel gaat en zonder mijn agenda in te schrijven storm ik de klas uit.

Het feit dat ik onderweg naar huis onderuit ga in een plas met een doorsnee van twee meter, helpt níét.

dinsdag 3 juni 2008

|0081

Als het meezit.

"Er is helemaal niets mis met wat regen!" protesteert Ina fel als ik klaag, omdat de druppels genadeloos om ons heen vallen. "Neuh", mompel ik verongelijkt en doe alsof ik Niemand-Iemand niet zie. Hij rolt alleen met zijn ogen en gaat bij zijn vrienden staan. Het zou me niet verbazen als ze lachen. "Ze doen dat altijd, Ann", zegt Ina met rollende ogen en ik zwijg. Want ergens heeft ze een punt - hoewel.

"Regen is wél stom", zeg ik mokkend als we erdoor lopen om naar één of andere tentoonstelling te gaan kijken over het 200jarig bestaan van onze school. "Oh, kom op", zucht ze, "doe niet zo kinderachtig. Je bent gewoon boos en slechtgezind." Waarom is zíj dat nooit? Waarom slaagt Ina er altijd in vrolijk, allesvergevend en springlevend te zijn? "En je bent ook boos omdat je bang bent dat je Iemand gaat kwijtraken en je bent ook boos op hemzelf, dus reageer je dat maar af op de wereld. Terwijl je eigenlijk alleen maar jezelf alles moeilijk maakt." Ik maak een kwaad geluid en ze zwijgt wijselijk. Er zijn momenten waarop de waarheid niet zo belangrijk is.

Na de tentoonstelling haal ik mijn fiets uit het rek en negeer Niemand-Iemand, die mijn blik probeert te vangen. "Alle, toe, Ann", zegt hij als hij plots naast me staat. Ik geef een draai aan mijn stuur. "Ahann. Komaan..." Ik zwijg en maak aanstalten om weg te rijden. "Ook goed", mompelt hij half kwaad en loopt naar het rek van de zesdes. "Welja, loop maar weg ja", mopper ik en stap op mijn fiets. De hele weg naar huis zeg ik geen woord tegen Ina, die zich daar absoluut niets van aantrekt en zoals altijd vrolijk babbelt.

Het is in elk geval gestopt met regenen.

 
design by suckmylolly.com