zondag 30 augustus 2009

031

V rijdag 18 april Jaar 1

Wanneer je niet zegt wat je eigenlijk moet zeggen, zijn er altijd van die vervelende momenten waarop het lijkt alsof de wereld je dat duidelijk probeert te maken. Ik ben iemand die niet tegen stiltes in gesprekken kan, maar ze ook niet kan vermijden. Wanneer een gesprek stilvalt, wacht ik tot iemand anders een nieuw onderwerp aanbrengt, en in de tussentijd zit ik een beetje paniekerig na te denken, wetende dat het toch niet zal helpen.


Toen Ina en ik op zoek waren naar kerstcadeautjes (ik moest iets voor Zus kopen, wat veel moeilijker bleek dan ik gedacht had, mede omdat ik me de laatste keer dat Zus en ik een constructief gesprek hadden gehad niet meer voor de geest kon herinneren) slenterden we door de winkelstraat in 'onze' stad en praatten over alles en niets. Ik vroeg haar of ze Lily nog gesproken had, omdat ik haar miste en omdat ik graag weet hoe het mensen vergaat.

"Niet sinds de laatste dag van de vakantie", antwoordde ze, somberder dan ik van haar gewend was. "Ze was helemaal hysterisch omdat haar rapport nu wel goed MOEST zijn en zo." Ik zweeg en haalde me de dag dat Lily gehoord had dat ze haar jaar moest overdoen voor de geest. Dat was ook heel gezellig geweest.


(Het is egoïstisch en gemeen zoiets te zeggen, want als een vriendin zoiets te horen krijgt, moet je er voor haar zijn, maar de waarheid is dat ik dat op het moment zelf ook niet gedancht had. Mijn rancune kwam pas achteraf, toen bleek dat het klaarstaan maar van één kant kwam. Ik was kwaad op Lily omdat ze zomaar Emmelin gevolgd was en me niet eens de kans had gegeven mezelf te verdedigen, en ook gewoon omdat we elkaar niet meer spraken.


Ik miste zowel Emmeline als Lily nog steeds heel hard, ook al zei iedereen wiens mening ik waardevol achtte (Ina, Iemand, Broer, mama) dat ik daar geen redenen toe had en hen gewoon links moest laten liggen (oké, Ina en Iemand zeiden dat niet met zoveel woorden, maar het kwam er wel op neer). Ik wist dat als Emmeline de volgende dag naar me toe zou komen en zou doen alsof er nooit iets gebeurd was, ik waar waarschijnlijk in mee zou gaan, ook al was ik dan even hypocriet als zij. Om de lieve vrede te bewaren, maar vooral omdat ik zo graag wou dat alles weer zou worden als vroeger, dat niemand zou weggaan en iedereen zou blijven.)


Ik vroeg niet hoe het met Emmeline ging. In plaats daarvan wees ik naar een armband en vroeg of Zus die mooi zou vinden. Dat ze van Broer ook ooit een armband had gekregen en daar ook blij mee was geweest. Ina gaf niet meteen antwoord. Ze deed iets in de trant van haar schouders ophalen en kikken en draaide zich toen bruusk om. Twee tellen later keek ze me weer aan en zei met een glimlach dat het haar wel iets voor Zus leek, die armband. Ik probeerde haar gezichtsuitdrukking te lezen en deed toen alsof ik niets gemerkt had. De rest van de middag praatten we over onderwerpen die ons allebei niet interesseerden, maar die we nog nooit met zoveel overtuiging besproken hadden. Zo werkt dat, vertelde ik mezelf, je wacht tot dingen weggaan, en als ze weggaan zoek je iets dat net hetzelfde is.


Toen ik thuis kwam, was het overal donker en stil, behalve in de keuken. Ik bleef een paar seconden in de hal staan, huiverde toen mijn voeten de koude vloer raakten en liet mijn ogen wennen aan het donker. Doorheen de woonkamer kon ik de keukendeur en een stukje van de zijkant van mama's gezicht zien. Broer en Zus waren nog niet thuis, zag ik aan de lege plekken op de kapstok.


"Ann, ben jij dat?" riep mama toen ik geen aanstalten maakte naar de keuken te lopen. "Ja!" riep ik terug en opende nadrukkelijk de deur naar de WC om even alleen te kunnen zijn, ook al had ik me de hele middag zo gevoeld. Ik had het gevoel alsof mijn hoofd ging exploderen van alles wat ik niet begreep. Zoals altijd wanneer ik moe en verward was voelde ik tranen opkomen en vervloekte mezelf om mijn labiliteit. Ik veegde ruw met de mouw van mijn trui over mijn gezicht en haalde diep adem. "Doe normaal", zei ik zacht tegen mezelf, "alles in orde. Je ziet spoken. Gedraag je als een stabiel persoon en doe alsof als dat niet anders kan." Ik was er allemaal niet zo zeker van, maar er zijn momenten waarop je niet anders kan. Of wil. Of durft.


"Dag Anneke." Ik ging naast papa aan tafel zitten en trok de soeppot naar me toe. Mama begon naar mijn dag te vragen met een enthousiasme dat ik maar zelden zag (het had vast iets met de kerstboodschap te maken, of met het feit dat Zus al een paar keer had laten vallen dat ze een kot moest zoeken en dat ik dan de enige thuis zou zijn). "Het was leuk", antwoordde ik afwezig en trok de boter dichterbij om een boterham te smeren.

"Waar zijn Zus en Broer?" vroeg ik terwijl ik melk in mijn soep goot en keek naar de grappige vormen dat dat opleverde. "Broer is bij een vriend", antwoordde papa, "ze gingen samen naar een fuif. En ik weet niet waar Zus is."


"Bij haar vriendje", zei mama tussen twee soeplepels door en wierp fronsend een blik op de klok, die half zeven aangaf, "ook al had ze beloofd voor het avondeten terug te zijn." Er klonk teleurstelling door in haar stem. Ik ging niet in op die opmerking, noch op die vana papa toen hij opmerkte dat hij namen van Zus' vriendjes niet meer kon bijhouden en at gestaag verder toen mama kattig antwoordde dat hij misschien zijn best ook niet echt deed. Halverwege de discussie schoof ik mijn lege bord van me weg en glipte de trap op om Zus' cadeau in te pakken, en ook gewoon omdat het in mijn kamer in elk geval gezelliger zou zijn.

1 reacties:

www.woutervanheiningen.web-log.nl zei

als altijd zeer lezenswaardig. Toch mis ik de puntige poëzie van eerder...
Wouter

 
design by suckmylolly.com