woensdag 6 januari 2010

Alles samen (2).

Kortverhalen.

Bart Peeters – Zeester met koffie.

Duffel halfnegen,
Speelplein van de kleuterklas,
In de rij en juf Katrien
Keek of iedereen er was

We waren prachtig gedresseerd,
Goedemorgen juf Katrien
Ik stond tussen Bob en Marga,
De rest kon ik niet zien

De bel maakte een snerpend geluid en op de speelplaats hielden alle jongeren een fractie van een seconde hun adem in. Er hingen donkere wolken boven hun hoofden toen ze hun rugzakken (meestal veel te zwaar voor veel te tengere ruggen) op hun schouders hesen en naar hun klaslokaal begonnen slenteren. De zeven lange lesuren die zich voor hen uitstrekten, maakten niemand vrolijk en dat was te merken aan het zoemde geroezemoes dat de gangen begon te vullen, nu iedereen zijn weg baande naar een leerkracht die hem niet interesseerde en een vak dat hij niet graag volgde.

We waren allemaal doodgewoon,
behalve Cynthia Roos,
Het ging niet om haar gekke naam,
Maar om haar boterhammendoos.

In onze trommel zat gewoon
een boterham met ei,
maar vroeg je het aan Cynthia,
weet je wat ze dan zei;

Een meisje leunde verveeld tegen de muur bij haar klaslokaal, wikkelde haar sjaal van rond haar hals en haakte die aan de kapstok, waardoor er waarschijnlijk een gat in zou komen - iets dat haar niet kon schelen. Met haar rugzak over haar linkerschouder bekeek ze haar klasgenoten, die tegen iedereen praatten behalve tegen haar, niet eens moedwillig. Het meisje bestudeerde hun ruggen, hun schouders en de manier waarop ze hun lippen tuitten en weer van elkaar haalden, zoals vissen dat ook doen. Dat haar klasgenoten vissen waren, was iets dat ze graag wou geloven.

Ze zei: Zeester met koffie,
en een mandarijn
een boterkoek met confituur
en een stukje marsepein

Onze ogen vielen open,
we waren nog heel klein
Zeester met koffie,
en meer moet dat niet zijn.

Andere klassen werden binnengelaten in hun lokaal, willen of niet, maar die van het meisje bleef een beetje verloren in de lange gang staan, tot ook de laatse medeleerlingen verdwenen en ze op zichzelf aangewezen waren. Er werd gepraat, gespeculeerd over ziektes en afwezigheden. En dan in de verte, felle tikken op een tegelvloer. Iedereen wist: dit is een vrouw met haast en iedereen besefte: we komen er niet zomaar vanaf vandaag. De vrouw in kwestie kwam de hoek om, met een gebreide vest die om haar enkels fladderde en haren die driftig van links naar rechts vlogen, alsof ze haar wilden aanmanen nog net iets sneller te gaan. Ze greep alvast haar sleutels, prikte met haar schoenen de tegels aan stukken en baande zich zoals Mozes een weg door haar zee van leerlingen. De deur zwaaide open, zij beende naar binnen. En in de gang keerde iedereen in stilte terug naar zijn maandagochtend-humeur.

Cynthia stond lachend
een beetje verder in de rij
Ze zei: Ik heb het wel gezien,
Jij hebt een boon voor mij

Ik werd rood, ik stamelde:
Cynthia, alsjeblieft
Ze keek achter m’n oren,
Want tot daar was ik verliefd

Het meisje had lang geloofd dat naar school gaan nuttig was. Maar nu, wanneer ze haar tas op de grond liet ploffen en zich herinnerde dat het weer over de doorsnee van een plantencel zou gaan, begon ze daar sterk aan te twijfelen. Van zodra ze zat, dwaalden haar gedachten af naar Jip en Janneke, kleine meisjes met rode laarsjes die in regenplassen sprongen en achteraf trots thuis verkondigden dat ze getrouwd waren. En dat ze veel kindjes zouden krijgen, dat natuurlijk ook. Nu vertelden ze thuis dat ze gebuisd waren op wiskunde en dat ze naar de openluchtfuif wilden volgende zaterdag. En dat er een nota in hun agenda stond, dat natuurlijk ook. Het meisje tekende een sterretje en vroeg zich af wanneer ze gestopt was met haar prinsessenjurken en vlechtjes.

Zeester met koffie,
en een mandarijn,
een boterkoek met confituur,
en een stukje marsepein

Hersenen zijn als pudding
die tussen je oren rijpt
Zeester met koffie,
tot je dat begrijpt

En vijftig lange minuten later klonk er geschraap van metalen stoelpoten op de tegelvloer, haastten duizend vijfhonderd leerlingen zich de gangen door naar de volgende les, die ze eigenlijk ook niet wilden volgen. Meer dan eens werden jaloerse blikken geworpen op de kleutertjes, die buiten speelden en druk ruzie maakten over wie mama, papa en hond was. Ik was ik en jij was jij, maar dat zijn we ondertussen allebei al moe. Het meisje dacht aan haar jongen, met wie ze in de kleuterklas alleen maar ruzie maakte en die ze sindsdien nooit meer gezien had. Hij was papa en zij was mama, maar soms ook gewoon een keukenkastje. Zo’n dingen gebeuren, en zeker als je vier bent en menselijk meubilair tekort komt. Het leven van een keukenkastje is vast veel simpeler, dacht ze met enige spijt en sprong van een laag trapje.

We speelden tikkertje en Batman
en omdat Cynthia dat soms wou
ook wel iets iets romantisch,
bijvoorbeeld man en vrouw.

M’n kleine broer beweerde
dat hij priester was
en hij heeft ons erin geluisd
Hij verbond ons in de echt;
maar toen zijn we verhuisd.

Wat doe ik hier, dacht het meisje toen ze keek naar de vreemden om zich heen en zich oprecht afvroeg waar het allemaal toe moest dienen. Waar zou ze later het meest mee zijn: weten hoe je een vierkantsvergelijking ontbindt of kunnen dansen in de regen? Ze voelde aan de vlecht in haar haren en wenste dat het er twee waren, ze staarde naar haar leerkracht wiskunde en wenste dat ze hem uit kon wissen. Vandaag hebben we een les bolletjes schilderen, zou ze dan zeggen, en iedereen een clownsneus met bollen laten maken. Clownsneuzen, daar had ze altijd al van gehouden. Maar zoiets kon je natuurlijk niet aandoen naar school, hoe graag ze ook de clown uithing, af en toe.

Zeester met koffie,
en een mandarijn,
We gingen weg uit Duffel,
het lot kan gruwelijk zijn.

Ik was een trouweloze hond,
zoals dat wel eens gaat
Ik droom nog regelmatig dat
haar pa mij op mijn bakkes slaat.

Ooit ben ik hier weg, dacht het meisje, en dan ga ik weer huppelen en knuffelen, liedjes zingen en met poppen spelen. Maar je verleden krijg je niet terug en een achttienjarige krijgt geen barbiehuizen meer cadeau, maar dikke cursussen letterkunde en grammatica. Zo gaat dat in het leven en het meisje wist dat ze haar voornemens niet zou waarmaken, maar soms zijn woorden het enige om je aan vast te houden en kan je beter doen alsof. Doen alsof je nog een klein meisje bent, want dan ben je gelukkiger. Haar klasgenoten dachten dat het belangrijk was alle evenementen af te schuimend in de weekends, zoveel mogelijk jongens te leren kennen en zoveel mogelijk harten te breken. Het meisje was het buitenbeentje, maar ze kon niet zeggen dat ze het erg vond. Tenslotte had het been aan de buitenkant de meeste ruimte om zich te bewegen.

Zeester met koffie,
en een mandarijn,
een gebroken hart met confituur,
en meer moet dat niet zijn.

Ik heb Cynthia nooit meer teruggezien,
wat tactloos is en dom
‘t is daarom dat ik principieel
nooit meer in Duffel kom

Afscheidbrief a/e geliefde: versie II

Ik wist meteen dat het mijn fout was toen alles verkeerd ging. En ik weet dat jij dat ook wist. Ik weet dat we in het begin deden alsof er niets aan de hand was. Wanneer we buiten zaten, lachten we nog steeds even hard om de regendruppels waaronder we bedolven werden, en wanneer we binnen zaten, deed ik nog steeds alsof ik bang was voor spinnen, omdat jij dat niet bent en ik nooit je ego zou willen krenken.

Misschien weet je nog dat wij in het begin alleen maar met woorden praatten. Misschien ook niet, maar misschien weet je nog dat onze ogen daar pas veel later bijkwamen. Na een tijd begon ik toen zelfs schoenzolen te gebruiken, omdat je bij jou nu eenmaal het gevoel hebt dat het alles of niets is. Jij had het liever alleen bij stemgeluid gehouden, maar ik ben koppig en bovendien bestaat het leven nu eenmaal uit een aaneenschakeling van compromissen. Jij noemde het een aaneenschakeling van fouten, maar je bent nu eenmaal altijd al de slimste van ons twee geweest.

Dit is de laatste brief die ik je zal schrijven. Buiten gaat het licht langzaam uit, en ik heb geen zin om de wereld te bedriegen en het binnen langer aan te laten. Vroeger hing jij voor mij lichtgevende figuren aan het plafond.

Vroeger is voorbij.

Voor alles misging, was jij mijn synoniem. Over betekenissen hebben wij nooit erg moeilijk gedaan. Pas toen het dan uiteindelijk gebeurde werd het gevaarlijk, pas toen ik besefte dat je waarschijnlijk veel gelukkiger bent als je altijd een tolk bij de hand hebt. Dan had die mij kunnen vertellen wat je eigenlijk bedoelde toen je zei dat je mij begreep. Dan had die kunnen zeggen dat dingen waarheid worden als je ze één keer teveel ontkent. Maar ik had geen tolk en jij kende je eigen woordenschat niet, dus zat er niets anders op, en daarom was het uiteindelijk allemaal verkeerd.

Ze zeggen dat vreemdelingen altijd onbekend zijn. Ik zeg dat jij een bekende vreemdeling was en de meerderheid ten slotte degene is die beslist heeft dat de meerderheid altijd gelijk heeft. Het leven telt al genoeg hypocrieten. Ik ga je hierna niet meer schrijven. Ik ga je hierna niet meer zien, spreken, horen, lezen of laten neerpennen. Ik ga je zelfs niet meer achterlaten of inhalen. Hierna zijn wij en alles voorbij. Tenslotte is de wereld een zolderluik dat altijd op een kier staat. Tenslotte was niets verkeerd geplaatst, maar alles kwijt.

Nadat ik vergiftigd was, kende ik alleen maar bijbetekenissen. Ik wou alleen maar weggaan, want dat is wat het zijspoor doet. Ik wou jou alleen maar achterlaten, want wat er niet bijhoort gaat altijd weg van het grote geheel. Jij was helemaal heel. Ik een beetje.

Samen waren wij nog niet eens een half.

Ik zal al je letters vergeten. Ik zal uiteindelijk je stemgeluid niet meer herkennen en na heel lang zal ik niet meer weten hoe jij het krulletje aan je j schreef. Dan pas ben ik niet langer ontleed, dan pas kan ik niets meer betekenen: uiteindelijk waren wij altijd al puntkomma’s. En uiteindelijk is het alles of niets.

Bladmadeliefje en haar keukenprins.

Iedereen kent natuurlijk het bekende verhaal over Doornroosje, maar slechts weinigen kennen dat van haar tweelingzus, Bladmadeliefje. Dat kwam zo:

Lang, lang geleden werd er in Sprookjesland een tweeling geboren. Dat was een ramp. Want voor elk kind was één prins voorzien, maar als er een tweeling geboren werd, was er maar één prins voor hun beiden… Daarom werd er in Sprookjesland heel lang geleden al beslist dat, in het geval van een tweeling, één van de twee kinderen vermoord zou worden. Het was een gruwelijke oplossing, maar in het andere geval zouden er zeker vele familiedrama’s plaatsvinden en was de kans op een Happy End miniem. En dat was waar het om draaide in Sprookjesland; Happy Endings. En als er dan een kind vermoord moest worden, tja, dan was dat heel erg, maar dan was dat maar zo.

Nu wil het toeval dat het Koninklijk Koppel dat deze tweeling moest opvoeden, die mening helemaal niet deelde. Zij zagen hun kinderen doodgraag en wisten dat ze het niet zouden overleven moest één van hen gedood worden. De gedachte alleen al leek hen gruwelijk en dreef hen tot het uiterste. Koningin Bloem stortte vele tranen, terwijl Koning Plant een oplossing probeerde te zoeken. Eén dag voor de moord op één van de twee kinderen, besloten ze ten einde raad de Goede Fee erbij te halen. Die had immers zwijgplicht en kon dus niets verklikken. “Ja”, zuchtte de Koningin opgelucht toen haar man dat voorstelde, “laten we dat maar doen. Het is de enige hoop die we hebben, niet waar?” De Koning knikte en snelde meteen het kasteel uit om naar de Goede Fee te gaan, die net aan haar spreekuur zou beginnen. Hij mocht zich dus wel wat haasten, anders zou er al een hele rij met mensen staan die ook een wonder nodig hadden. Hij sprong op zijn beste paard en reed in galop naar het Boshutje van de Goede Fee.

Zoals hij verwacht had, zaten er in de wachtkamer al een aantal mensen, maar gelukkig viel de hoeveelheid nog erg goed mee. Het waren er vier en twee van hen hadden maar een heel klein probleem, want ze waren bijna meteen weer buiten. De volgende twee waren iets langer binnen – één van hen was zo depressief dat hij bij elke stap eerst een minuut hysterisch moest huilen om het overgewicht aan tranen kwijt te raken – maar uiteindelijk was het dan toch aan Koning. Hij keek de depressieve man, die met een geel parapluutje zingend naar buiten huppelde, nog eventjes na en ging toen binnen. Het kabinet van de Goede Fee was oud, maar nog steeds erg netjes en gezellig. “Ahh, Koning Plant”, zei ze goedgehumeurd toen hij binnenkwam, herschikte haar grijze knot op haar hoofd en kwam overeind uit haar gebloemde zeteltje. “Ga zitten, ga zitten”, humde ze en drukte hem neer op het gestreepte fauteuiltje. “Waarmee kan ik u van dienst zijn, beste man?” Verwachtingsvol keek ze hem aan van boven haar blocnote. Koning wrong zenuwachtig zijn handen en schraapte zijn keel. “Ik… Mijn vrouw en ik hebben dringend uw hulp nodig, Goede Fee. Het gaat over onze dochters.” De Goede Fee knikte meelevend en maakte een begrijpend geluid. Dat het koppel Bloem-Plant een tweeling had gekregen, had zich natuurlijk verspreid als een lopend vuurtje. “We zijn het niet eens met de moord”, vervolgde Koning, “en ik dacht, misschien weet u een oplossing…”

De Goede Fee zuchtte eens diep, duwde haar bril verder op haar neus en leunde achterover. “Dat is een heel moeilijke kwestie”, zei ze toen en krabde op haar hoofd. “Ja”, knikte de Koning. “Ik zie maar één oplossing”, zei de Goede Fee na een lange tijd, “iets anders kan ik echt niet bedenken.” Hoopvol keek Koning Plant haar aan. Goede Fee dacht eventjes na hoe ze dit nu juist moest verwoorden en begon toen aan haar uitleg.

“Ik kan een keukenkastje of een lepel of zo, omtoveren in jullie dochter, zo dat men haar niet kan vermoorden. Maar natuurlijk, dan moet jullie tweede dochter evengoed verdwijnen. Daarom stel ik voor haar op te sluiten aan de andere kant van Sprookjesland, in het Torendeel, waar alle ongewenste prinsessen in torenkamers opgesloten worden. Daar moet ze dan blijven tot niemand nog weet wie ze is en dan kan ze doen alsof ze gewoon geen ouders heeft…” De Goede Fee leek het zelf een goed idee te vinden, maar voor Koning Plant was het een klap in zijn gezicht. Want welke ouder zou zijn kind nu willen opsluiten in een hoge torenkamer? “Ach ja, ik heb geen andere keus, zeker”, zuchtte hij toen en ging akkoord. “Geweldig!” riep de Goede Fee en snelde naar haar bureau, “ik ga meteen een paar bewakers bellen.”

Zo gezegd, zo gedaan. Goede Fee toverde een nachtkastje om in een kindje. Plant en Bloem besloten na lang discussiëren dat ze hun ene kind – Doornroosje – bij zich zouden houden en het andere – Bladmadeliefje – zouden opsluiten in een torenkamer. “Dag lief meisje”, snikte Koningin Bloem toen de bewakers Bladmadeliefje kwamen halen. Hysterisch huilend stortte ze zich in de armen van haar man, die zelf ook moeite moest doen om zich groot te houden.

Jaren en jaren verstreken en al die tijd zat Bladmadeliefje helemaal alleen in haar Torenkamer. Nuja, helemaal alleen was ze niet. Er was een dienster, die elke dag een praatje met haar kwam maken en een kok, die voor heerlijk eten voor hun beiden zorgde. Bladmadeliefje groeide op tot een gezonde, jongvolwassen vrouw, het enige wat haar verschillend van andere meisjes van haar leeftijd maakte, was dat ze hele dagen uit het raam van haar torenkamer had zitten kijken, in de hoop dat er een vergissing gebeurd was, dat er tóch een prins was die haar moest redden. Er kwam niemand.

Toen Doornroosje zich prikte aan het spinnenwiel, viel ook Bladmadeliefje in een diepe slaap. In plaats van met haar te praten, kwam Dienster haar nu elke dag afstoffen en het voedsel dat de Koksjongen maakte, werd met een infuus in haar lichaam gebracht. Nu wil het toeval echter dat Koksjongen en Dienster rond die tijd een gesprek hadden, waarin aan het licht kwam dat de Koksjongen eigenlijk geen Koksjongen, maar een Prins was. “Een Keukenprins dus”, had Dienster gelachen en gevraagd waarom hij zijn prinses dan niet ging zoeken om met haar te trouwen. Koksjongen had wrang geantwoord dat er een vergissing was gebeurd, waardoor hij geen prinses had om mee te trouwen.

Toen Dienster terugdacht aan dat gesprek, sloeg ze zichzelf heel hard voor het hoofd en ze rende naar de keuken. “Koksjongen! Koksjongen! Ik heb de oplossing!” Keukenprins aka Koksjongen keek verbaasd op. “Wat heb je? Voor welk probleem?” Compleet buiten adem (erg veel conditie kweekte je niet in de Torenkamer – er was een lift, dus de trappen gebruikte bijna niemand) hield Dienster zich overeind aan de houden, robuuste tafel en ging zitten op een stoel. “Snap je het dan niet?” vroeg ze opgewonden, “het is zo logisch! Jij hebt geen prinses, Bladmadeliefje daarboven heeft geen prins! Ga haar wakker kussen en dan leven jullie”, ze sloeg haar handen in elkaar, “nog lang en gelukkig!” Keukenprins legde bedachtzaam zijn mes neer en staarde Dienster aan. “Maar dat gaat zomaar niet”, zei hij toen, “ze zal toch niet wakker worden? En wie zegt dat ze mij leuk vindt?” Dienster rolde met haar ogen. “Ze zal wakker worden, daar ben ik zeker van en ze víndt je leuk!” Keukenprins vroeg haar hoe ze dat wist, maar kreeg daar geen antwoord op (de reden daarvoor was heel logisch: Dienster wist het niet, ze gokte en hoopte dat ze juist was). “Kom op, het is het proberen toch zeker wel waard!” Keukenprins was het daar allesbehalve mee eens, maar beloofde, om van haar gezaag af te zijn, het toch eens te proberen. Dat Dienster hem meteen mee naar Bladmadeliefjes kamer zou slepen, dát had hij natuurlijk niet verwacht.

Dus daar stond hij dan, naast Bladmadeliefjes bed, zijn koksmuts in zijn handen en zenuwachtig heen en weer schuifelend. Hij had zich al drie keer naar haar toe gebogen, met de bedoeling haar te kussen, maar telkens had hij zich op het allerlaatste moment bedacht. En hij wist waarom; wat als ze niet wakker werd? Nu kon hij tenminste nog geloven dat ze dat wel zou doen (hoewel hij dat natuurlijk niet echt geloofde, want anders had hij haar gekust.). Wat hij echter níet wist, was dat Bladmadeliefje eigenlijk helemaal niet sliep! Integendeel, ze was klaarwakker en luisterde al een half uur naar het geschuifel en het zachte gemompel van Keukenprins, en ze was het onderhand wel beu. Toen hij zich eindelijk nog eens over haar heen boog, besloot ze dat het geen zin had te wachten tot hij zou durven, greep zijn kraag vast en kuste hem recht op zijn mond.

En ze leefden nog lang en gelukkig!

0 reacties:

 
design by suckmylolly.com