zaterdag 27 maart 2010

Ze zeggen dat naïeve mensen tenminste nog in het goede van de mensheid geloven. Dat ze een anker zijn in een maatschappij van ontevredenheid en verderf, met generaties die zogezegd alles kapot maken wat hun voorgangers niet eens hebben opgebouwd. Ze zeggen dat naïeve mensen in elk geval blijven geloven in het beste.
Wel, ik zal je zeggen: in een maatschappij van ontevredenheid en verpeste generaties is er niets aan naïeve mensen dat nog hoop op beterschap biedt. Wat heb je aan naïviteit, als alleen jij maar niemand anders in dat betere gelooft? Wie zingt er mee met jouw vredesliedjes als ze zelf alleen maar naar de grond kunnen staren, in de hoop dat ze er binnen afzienbare tijd in zullen verdwijnen?
Het had zo gemakkelijk kunnen zijn. Het had kunnen eindigen zoals het begonnen was. “In mijn hoofd”, zei ik nog, “daar was het zo gemakkelijk.” In het echt is het niet gemakkelijk, en het lost ook zichzelf niet op. In het echt is het vallen en opstaan, en vanaf een zeker aantal blauwe plekken houd je op met het zingen van de eerdergenoemde liedjes en staar jij ook naar de grond, omdat je dan de struikelblokken misschien ziet liggen.

Dat naïviteit niets is om trots op te zijn, werd mij al vlug duidelijk gemaakt. In de onberekenbare jungle van de kleuterklas was het aan lianen slingeren om je koek te bemachtigen, en tussen giftige planten manoeuvreren om aan de overkant te geraken. Ik was het jongetje dat onder het bureau van de juf kroop en er niet meer onderuit wou komen. Het jongetje dat zijn blokken wel met je deelde, maar daarna in de zandbak zand in je haar wou gooien, zodat je hem niet te aardig zou gaan vinden.
Als mensen je uiteindelijk leuk vinden, gaan ze weg. Dus werd ik de jongen die niemand leuk vond, die zich verstopte en je barbiepoppen onthoofde, omdat hij wou weten hoe dat er vanbinnen uitzag, zo’n hoofd. Of het er bij anderen ook zo druk was.

Was ik maar Doornroosje, en niet de prins die haar kost wat kost moet gaan redden. Waarom ook? Laat dat kind toch slapen. Het is in haar wereld waarschijnlijk mooier dan in de mijne. En dan nog – waarom draken? Waarom niet gewoon een veerboot, die je van de ene kant naar de andere brengt, hup het kasteel in, kussen en wegwezen?
Ik ratel en het heeft er allemaal niets meer mee te maken. Ik gok dat wat belangrijk is niet gezegd zal blijven. Dat wie ik was niet dezelfde zal blijven.

Ik herinner me een kerstmis van niet zo lang geleden. We waren er allebei. Ik denk dat je een blauw kleedje aanhad, met grijze schoenen en een brede lach op je gezicht. Je haar in een rare vlecht waar ik een hele avond naar heb gestaard, in de hoop hem te begrijpen, maar het heeft niet geholpen. Ik denk dat we kerstliedjes zongen, we hadden in elk geval genoeg rode wijn gedronken om ook binnenin warm te zijn. Toen dacht ik: dit gaat nooit voorbij. Dat was buiten Jezus gerekend, die kost wat kost geboren wou worden.
Daarna ging je weg, denk ik. Misschien ging ik je nog achterna. Misschien ook niet. Misschien knoopte ik mijn das wat losser en dacht: dat is dan ook voorbij. Misschien deed ik gewoon mijn ogen dicht voor het felle licht (wat echt waar is, staart je recht in het gezicht) en glimlachte kalm naar mijn spiegelbeeld, dat ik niet eens zag. Waarschijnlijk keek ik je na, hoe je rok om je benen wapperde en je haar trots de wind trotseerde. Zelfs de regen kreeg jou niet klein, al liep je opmerkelijk sneller dan toen ik je voor het eerst zag.

En toen?
Toen niets meer. Je was de enige die zo lang gebleven was, de enige die zichzelf weer een weg naar de buitenwereld vocht. Wat er gebeurde zal ik wel nooit zien (toch niet met mijn ogen gesloten), wie er nog zal blijven zal ik niet meer ontvangen.
Dus toen – niets meer.
Alleen een gevoel dat ik niet thuisbreng, dat me uit mijn lood slaat, wat ik nog niet eerder waargenomen heb. Eenzaamheid misschien?
Bitterzoet, met een scherp kantje.

1 reacties:

Wouter zei

Bitterzoet met een scherp kantje, dat zijn de beste en de mooiste.

 
design by suckmylolly.com