vrijdag 11 december 2009

Anoniem(2)

Naar het gelijknamige nummer van Eva De Roovere.

De kerktoren sloeg twee.

Van waar ze stond kon ze hem net zien. De haan stond wat scheef, het resultaat van een storm enkele maanden geleden. Niemand had eraan gedacht hem recht te zetten, zelfs niet het oude vrouwtje dat op het gemeentehuis ging klagen als ze vond dat de vlag niet schoon was.

De verf van de raampost begon af te bladeren. Ze streek er zacht over met haar wijsvinger, zich afvragend hoelang het geleden was dat ze die ramen geschilderd hadden. Drie jaar, vier jaar? Nog voor het tussen hen zo veranderd was, in elk geval. Nog voor ze zich moest verstoppen als ze hier was. Het leek als in een ander leven.

Misschien was het dat ook.

Een trieste glimlach speelde om haar lippen toen ze zich half omdraaide en naar hem keek, uitgespreid op het bed als een grote zeester. Het gaf niet dat hij haar plaats innam – iemand moest het doen nu zij zo op afstand bleef. Hij bewoog zijn linkerarm toen ze op de zijkant van de het bed ging zitten, haar rug weer naar hem toe en nadenkend een streng blond haar uit haar gezicht veegde. Ze keek naar zijn vingers, die net onder haar hoofdkussen rustten, alsof hij had verwacht haar daar te vinden en glimlachte opnieuw. Er lag een droefenis in haar ogen die de wereld niet van haar kende. Een verslagenheid in haar bewegingen toen ze opstond en stil naar de andere kant van de kamer trippelde. Haar schouders hingen iets lager, haar mondhoeken wezen iets meer naar beneden. Ze bewoog een beetje trager, aarzelde een beetje meer. Toen ze de deur bereikte, maakte hij een zacht geluidje. Als versteend bleef ze staan, durfde zelfs haar hoofd niet te draaien en ademende langzaam in en uit.

Hij rolde zichzelf in het deken dat hij aan de kant had gegooid zonder zelfs maar wakker te worden en slaakte een zucht. Haar glimlach werd nog droeviger toen ze zo stil mogelijk de deurkruk naar beneden duwde en naar de gang sloop.

Het huis was koud, zoals een huis waar niet in geleefd wordt dat altijd is. Ze schudde haar hoofd om de bittere gedachten eruit te verdrijven en ging de trap af. Met haar vingertoppen raakte ze zacht de trapleuning aan, haar voeten leken te aarzelen op de laatste trede. De trap kraakte toen ze hem uiteindelijk achter zich liet en ze sloot haar ogen om zich niet om te draaien en terug naar boven te rennen, naast hem te kruipen en te zeggen dat ze een nachtmerrie had gehad en getroost wilde worden.

Nee.

Ze schudde zacht haar hoofd en opende de deur naar de keuken. Het was er nog kouder dan het elders in huis was geweest, en ze zuchtte toen ze zag dat hij weer het keukenraam open had laten staan. Dit keer zou ze het niet sluiten, besloot ze. Dit keer kon hij zelf zijn leven op orde brengen. Een grimmige blik trok over haar gezicht toen ze de sleutel van het haakje nam en hem op de keukentafel legde. Had ze nog tijd voor een laatste rondje door de benedenverdieping, een laatste blik op de foto’s aan de muur? Haar vingers speelden met de mouw van haar trui toen ze naar de magneten op de koelkast keek, de kindertekening van een ver neefje dat ze niet kende. Een traan ontsnapte aan haar verdedigingsmechanisme toen ze aan de kinderkamer dacht boven, die ooit wel gebruikt zou worden... Ze schudde opnieuw haar hoofd, had geen zin om oud verdriet op te rakelen. Het was zo al genoeg geweest.

Haar handtas stond bij de achterdeur, haar schoenen nog bij de keukentafel, waar ze ze had achtergelaten. Ze zocht een pen en vond er geen, ergerde zich aan het feit dat hij deze week weer geen tijd had gehad om op te ruimen. Misschien moest zij… Nee.

Ze speelde weer met haar mouw, probeerde zich niet af te vragen hoe hij dat zou oplossen.

Als het echt moet, kan iedereen overleven, toch?

Zij kon het weten.

De kat glipte onder de tafel vandaan toen ze zich bukte om haar schoenen op te rapen en ging op een afstandje zitten toekijken. Zenuwachtig prutste ze met haar veters, alsof de kat haar zou gaan verraden. Alsof de kat wist wat ze van plan was. Het dier kwam wat dichterbij, krulde zich tegen haar rechterbeen en was toen weer verdwenen. Ze slaakte een zucht en stond op om dan toch maar een pen te gaan zoeken.

De rommelkast kon ze zelfs in het pikdonker vinden, maar wel pas nadat ze er eerst haar teen tegen gestoten had. Ze maakte een kwaad, sissend geluid en plukte lukraak een pen uit het pennenbakje dat daarvoor bestemd was, hopend dat ze een exemplaar zou hebben dat werkte.

Gezeten aan de keukentafel, haar handtas voor haar neus, zodat ze zichzelf eraan kon herinneren dat ze hier niet té lang moest blijven zitten, wist ze weer waarom ze geen brieven meer schreef. Ze was niet zo goed in persoonlijk worden, niet zo goed in het verwoorden van zichzelf. Ze wist dat hij het toch wel verkeerd zou interpreteren, dat hij zou denken dat hij de oorzaak wist en er verder niet bij stil zou staan. Hij wist het niet, maar dat gaf niet.

Niet meer.

Haar handschrift was anders geworden, merkte ze. Het was losser, frivoler, met meer onnodige krullen, alsof ze daarmee de koelheid en leegte die in haar persoonlijkheid waren gekropen wou compenseren. Eens ze wist wat ze hem wel en niet wou vertellen, duurde het maar drie minuten om het op te schrijven, het papiertje onder een ongebruikt glas te schuiven en de pen erbij te leggen.

Hem kennende zou het kunnen dat hij niets merkte tot hij het papiertje zag liggen.

Hem kennende zou het kunnen dat hij iets merkte van zodra hij wakker werd.

Om haar gedachten geen kans te geven, stond ze plots op, griste haar handtas van tafel en beende beslist naar de achterdeur. Nu zou het gebeuren. Hierna zou het allemaal voorbij zijn en dan zou alles weer worden zoals voordien. Ze moest zichzelf niets meer wijsmaken: het was al lang voorbij.

Nu mocht zij dat ook weten.

En dan toch die twijfel. Nog een laatste keer rondkijken in de keuken die ze niet eens zo veel gezien had. Nog een laatste keer haar briefje lezen. Was het wel perfect? Wat als niet hij, maar zij het vond?

Was dat niet wat ze wou?

Lieve,

Ik ben al lang te oud geworden om op de tweede plaats te komen. Jij hebt gezegd dat ik kon gaan wanneer ik wilde, ook al dacht je dat ik dat nooit zou doen. Het werkt niet. Ik wil mezelf niet verbergen wanneer iets mij gelukkig maakt.

Ik ga, en jij en ik zullen nooit meer zijn dan een vervaagde herinnering.

Dat is genoeg.

Het zou perfect moeten zijn, besloot ze, schoof het weer terug en klemde haar tas in haar handen. Het zou nog een lange rit worden eer ze weer thuis was, maar dat gaf niet. Zolang ze maar thuiskwam. Terugkeren was ze niet van plan, ze wist heel goed wanneer het tijd was iets de rug toe te keren, wanneer ze plaats moest maken voor iets anders.

Hierna was het aan hem. En haar. En de kinderkamer.

En dat was genoeg.

De achterdeur viel zacht in het slot.

De kat sprong op tafel, bleef daar even staan en ging toen weer een andere slaapplaats zoeken.

De kerktoren sloeg drie.


2 reacties:

Wouter zei

wat een triest verhaal maar tegelijkertijd zo herkenbaar. Je schrijft anders tegenwoordig, ik kan bijna nergens meer aan lezen dat je Vlaams bent, okay, Eens in plaats van toen maar dat is het dan ook. Wel jammer, ik hou zo van het Vlaams.
Maar mooi geschreven, ik zat al bij haar aan de keukentafel.

Wouter zei

Ik hou erg van Eva de Roovere (fantastig toch) maar dit nummer ga ik opzoeken.

 
design by suckmylolly.com